Bram Weijel:
Bram Weijel: "De brieven van mijn vader legden onbewust een druk op me. Ik denk dat ik daardoor altijd zo bezorgd ben." Foto: Henk Derksen

Bram Weijel: ‘De oorlog raak ik nooit kwijt. Die zit in me’

Maatschappij

ZUTPHEN - 14 april is het 77 jaar geleden dat Zutphen werd bevrijd van de Duitse bezetter. Het emotioneert Bram Weijel (1939) nog altijd als hij eraan denkt of erover praat. Jaren zat hij ‘s nachts wakker aan de keukentafel. Met de oorlog in Oekraïne, komt het allemaal weer naar boven. 

Door Alize Hillebrink

“Na het overlijden van mijn moeder kreeg ik een stapel documenten en brieven uit de oorlog. Het waren de laatste levenstekens van mijn grootouders en mijn oom Izak uit Kamp Vught en Kamp Westerbork. Samen met persoonsbewijzen, Davidssterren en voedselbonnen bewaar ik het al tientallen jaren in een map. Zelf lees ik het niet, nooit. Ik kan het gewoonweg niet.

Ik ben geboren op 6 februari 1939 op het Kerkhof 2 in Zutphen, als kind uit een gemengd huwelijk. Mijn vader was Joods, mijn moeder niet. Mijn ouders waren beiden slagerskinderen. Ze leerden elkaar kennen in een slagerij in Warnsveld. Mijn vader was de eerste in de familie die met een niet-Joodse vrouw trouwde en dat werd hem niet in dank afgenomen. Maar toen mijn grootouders mij zagen - hun eerstgeboren kleinzoon - was alles goed.

Mijn opa was ook slager en veehandelaar. Zijn slagerij zat in de Sprongstraat 9 -11, naast het pand waar nu sigarenzaak Schimmel zit. De Hollandsche Vleeschhal. Fa. Weijel & Zonen, met een aparte afdeling voor rundvlees en varkensvlees. De opening van de zaak was in 1917. In de nabijgelegen Rode Torenstraat had hij een slachterij waar het vee werd geslacht. Huishoudster Dientje Jacob woonde bij ons in. We noemden haar ‘de juffrouw’. Mijn oom Izak had als bijnaam ‘Poedel’.

Zelf lees ik het niet, nooit. Ik kan het gewoonweg niet

Ik was twee jaar oud toen de oorlog uitbrak. Op 7 april 1943 moesten mijn grootouders Abraham en Leentje, hun zoon Izak - mijn oom - en Dientje, zich melden in Kamp Vught. Mijn moeder en haar zus Jopie brachten hen met de trein naar Vught. Vanuit Zutphen stuurden mijn ouders pakketjes met voedsel en kleding naar Vught. Op de briefkaarten die vanuit het kamp werden teruggestuurd stond in de afscheidsgroet: ‘Zorg goed voor Brammetje,’ en ‘Een pakkerd voor Brammetje’.

Mijn vader moest in 1944 naar een werkkamp in Havelte. Een kamp waar gemengd-gehuwde Joodse mannen werden gehuisvest. Ik bleef alleen met mijn moeder in ons huis aan Nieuwstad 35. Elke avond voor het slapen gaan zei ik samen met mijn moeder een gebedje. Onze lieve heertje, leg me neer. Als het u belieft dan reis ik weer. Slaap wel oma en opa, de juffrouw en oom Izak, welterusten allemaal.

Vanuit het werkkamp schreef mijn vader brieven en kaarten. Vijftien ansichtkaarten en vijf brieven heb ik van hem. ‘Pas goed op je moeder nu ik er niet meer ben’, schreef hij. En ‘Help mama maar goed en pas goed op haar nu papa er niet is’. Hij schreef dat ik niet zo ondeugend en ongehoorzaam mocht zijn en heel lief voor mijn mama moest zijn. De brieven van mijn vader legden onbewust een druk op me. Ik denk dat ik daardoor altijd zo bezorgd ben. Ik ben altijd erg bezorgd en beschermend, dat heb ik aan de oorlog overgehouden. Ik lees de brieven niet, nooit, het grijpt me teveel aan. De oorlog raak je nooit kwijt. Die zit in je. Hoe klein ik ook was, de oorlog werkt nu nog altijd in alles door.

Ik heb maanden gehad dat ik slecht sliep en ‘s nachts aan de keukentafel zat. Tegenwoordig gebruik ik slaappillen en gaat het beter. Met de oorlog in Oekraïne komt het weer naar boven. Ik vind het verschrikkelijk om die beelden te zien. Ik probeer er maar zo min mogelijk naar te kijken.

Het harde werken in het werkkamp in Havelte viel mijn vader zwaar. Toen hij ziek werd, heeft een Apeldoornse arts hem in september 1944 arbeidsongeschikt verklaard. Dat was zijn redding. Hij dook onder bij de familie Govaers op de Reinmakershoek, in Zutphen. Nu is dat de Isendoornstraat. Op zoek naar mijn vader hielden de Duitsers meerdere keren in ons huis huiszoekingen. Tot het einde van de oorlog heeft hij ondergedoken gezeten. Mijn ouders ontmoetten elkaar zelfs in het geheim. Toen mijn vader na de oorlog de slagerij aan de Sprongstraat in wilde zat de NSB er nog in. Toen begon de strijd. De NSB wilde er niet uit. Het was na de oorlog natuurlijk een grote chaos in Nederland.

Alleen de toonbank en de koelkast stonden er nog en een hakblok en een weegschaal. Toch zei mijn moeder dat dat het mooiste moment van haar leven was

Op 28 juli 1945 zorgde het Militair Gezag ervoor dat mijn vader bewindsvoerder kon worden van zijn ouders waarmee hij de slagerij officieel toegewezen kreeg. Het was drie maanden na de oorlog en zijn ouders werden nog altijd als afwezig beschouwd. Waarschijnlijk was op dat moment nog altijd niet bekend dat ze dood waren.

Mijn ouders troffen de zaak nagenoeg zonder inventaris aan. Alles was meegenomen. Alleen de toonbank en de koelkast stonden er nog en een hakblok en een weegschaal. Toch zei mijn moeder dat dat het mooiste moment van haar leven was. Onder de toonbank vond ze een NSB-vlag. Daarvan heeft ze voor mij toen twee bloesjes genaaid. Zwart met rood. Kleding kon je toen niet krijgen en mijn moeder was gediplomeerd kostuumnaaister.

Volgens een krantenartikel in De Waarheid van 20 april 1945 opende slagerij Weijel op 18 april 1945, als eerste Joodse winkelier van de stad, zijn deuren. Van dat artikel is niets waar. Mijn vader had het heel moeilijk na de oorlog. Hij werd niet erkend als slager, omdat hij geen papieren had. Hij had het vak namelijk geleerd van zijn vader en grootvader. Ook kon hij niet bewijzen dat het zijn zaak was. Bovendien was alles op de bon. Vlees was op rantsoen. Hij kreeg vijftig kilo vlees in de week. Collega-slagers hebben hem op allerlei manieren tegengewerkt. Het was echt op de persoon dat ze dat deden. Bang voor concurrentie en misschien dat ook meespeelde dat hij joods was. Ook heeft mijn vader de schuld die Hiemstra (de persoon die het pand na de onteigening kocht van de Duitse bezetter. Lees meer in het vervolgartikel op pagina 17) had moeten betalen voor het gebruik van het pand in de oorlog, op zich genomen. Hij liet de koop nietig verklaren. Dit deed hij om een ‘rechtsherstelprocedure’ te vermijden. Dat duurde hem allemaal te lang. Hij wilde verder.

Ik heb mijn ouders nooit gevraagd wat er precies na de oorlog is gebeurd. Hoe mijn vader de panden weer terug in bezig kreeg en of er echt rechtsherstel heeft plaatsgevonden. Daar werd nooit over gesproken. Ik hoop dat het onderzoek naar de onteigening van Joods vastgoed in Zutphen meer licht kan werpen op de zaak. Misschien komen ze erachter wat er precies gebeurd is. Dat zou ik wel fijn vinden.”

De laatste groet - ‘Pieker niet over mij, ik red me wel’


Bram op schoot bij zijn vader en naast hen grootmoeder Leentje. Op de achtergrond is te zien dat de slagerij op last van de Duitsers is dichtgetimmerd. Foto: privé 

Op 7 april 1943 melden Abraham, Leentje en hun zoon Izak Weijel en hun huishoudster Dientje Jacob zich in concentratiekamp Vught. Vanuit Kamp Vught en later Kamp Westerbork, corresponderen ze met hun dochter Antje ‘Annie’ en schoonzoon Carel die in Zutphen achterblijven. Ze weten niet dat ze elkaar nooit meer zullen zien. Deze correspondentie via briefkaarten is, zonder dat ze dit weten, hun laatste groet. Bram Weijel kreeg na de dood van zijn moeder de correspondentie van zijn grootouders, oom en huishoudster in handen. Zelf leest hij het niet, zegt hij. “Nooit. Dat vind ik te moeilijk, het raakt me teveel.” 

Uit de Kampverordening van het ‘Auffanglager’ concentratiekamp Den Bosch:
Bezoek in het Kamp is verboden. Aanvraag is overbodig. Ieder gevangene mag per maand 2 brieven of 2 briefkaarten ontvangen en verzenden.

Leentje stuurt vanuit Kamp Vught een briefkaart zonder datum, aan Carel en Annie in Zutphen.

Dank voor het gezondene. Hoe maken jullie het? Met mij gaat het goed, alleen moet ik erg hoesten, maar zal wel weer beter worden. Va zal je zeker ook wel geschreven hebben. In gedachten spreek ik met jou Bram en hoop dat Oma weer gauw bij je terug komt. Doe veelal de groeten aan Jopie fam Smolders Bobben (?) alsook fam Wieten van mij en wees zelf gegroet en gekust van je Moeder. Dag Bram. 

Op 10 mei 1943 schrijven Abraham en Leentje hun laatste briefkaart vanuit Vught waarin ze schrijven dat ze naar Kamp Westerbork vertrekken.

Helaas heden zaterdag vertrekt moe en ik naar Westerbork. Hoe lang weten wij niet. Alle mensen boven de 55 jaar gaan daar heen. Kust Bram en gij allen. Izak en juffrouw blijven. Leef gelukkig tot weerziens. Va en moe. Wij houden ons flink. Alle pakjes ontvangen. Afz. Leef gelukkig.


De kaart waarop het vertrek naar Westerbork wordt aangekondigd. Foto: privé 

Van Abraham en Leentje is daarna niets meer vernomen. Waarschijnlijk worden ze de dag na hun aankomst in Westerbork direct gedeporteerd naar Sobibor, want, op 14 mei 1943 zijn Abraham en Leentje direct na aankomst in vernietigingskamp Sobibor vermoord. Abraham is dan 68 jaar. Leentje is dan 69 jaar.

Izak blijft samen met Dientje in Vught. Hij brengt het thuisfront op de hoogte dat zijn ouders zijn gedeporteerd. Ook schrijft hij dat hij slecht kan lopen, omdat hij last van zijn voeten heeft en dat hij meerdere ‘ponden’ is afgevallen, maar dat hij weer opknapt.

De grote slag is gevallen je kunt wel denken hoe ik mij voel. Moe en va waren heel flink. Zet je direct in verbinding, doe wat je kunt. Als je mij een pakje stuurt, doe daar wat scheerzeep en gewone zeep bij. Va was alles kwijt geraakt en ik heb hem alles meegegeven. J. Ben en de Gaper moeten je maar helpen. Ik sla er mij wel doorheen en mijn voeten gaan langzaam vooruit. Doe Ed en Herma de groeten van mij. Deel ze alles mee. Laten ze mij ook eens schrijven. Wees moedig en flink en de kop op. Kus Bram van mij. Tot ziens Izak. Toevoeging van Abraham: Vele groeten Va. Stuur 10 gulden Westerbork Va. 

Daarop volgt nog een kaart van Izak uit Kamp Vught.

Lieve Allen,

Dat de ploeg nu uit elkaar is weten jullie. Jullie kunnen wel denken dat ik geen plezier had. Het afscheid zal ik nooit vergeten. Moe was flink. Va ook. We hebben elkaar beloofd dat we ons flink zouden houden en dat doe ik ook. Ik ben na den tijd ziek geworden, zwaar verkouden en buikloop. Ik ben nu weer beter en loop weer buiten. Het lopen zelf gaat langzaam vooruit. Ik ben ettelijke ponden lichter geworden zodat jullie er aan denken moeten dat ik aansterken moet. Die ansjovis hoef je niet meer te sturen. Wel die andere viswaren. Ook het andere kun je doorsturen, ook wat suiker en (…). De blokjes worden zacht stuur liever een busje soeppasta (Hertie). Ik maak nog wel eens sla (…) doe er wat essence en SalaToma bij en vooral citroensap. Verder smaken me alle hartelijke dingen. Schrijf me meer als je dat gewoon bent en vooral als je wat van Va hoort. Kus Bram van mij en doe vooral de groeten aan (…). Ik heb niet veel bekenden meer hier. De juffrouw bezoek ik geregeld. Het is hier prachtig weer bij jullie zeker ook he? Stuur direct een postwissel van 10 gulden. Nogmaals gegroet en een zoen voor Bram. Je broer Izak. 

In een volgende kaart, zonder datum, schrijft hij te zijn opgeknapt en klinkt hij monter.

Lieve Allen,

Dit keer niet veel nieuws. Alles gaat zijn gewone gang. Met mij is het puik in orde en ik ben blij jullie ook. Met (…Trixie?) ben ik blij dat zij ook zoo goed hersteld dat zij spoedig wel een beter zal zijn, ik ben ook goede hoop. De pakketten ontving ik regelmatig ze zijn geweldig. Ze kunnen best wat minder zijn, vooral die flessen en potten met dat zure goedje ook geen komkommers. Met het roken zal het wel minder worden he? Maar doe je best maar. Je moet vooral de groeten hebben van al de bekenden hier. Laat (…) en Herman van mij groeten. Ik wens hun alle goeds. Laat Carel maar veel vissen, misschien vangt hij dan wel een snoekbaars en krijg ik dan ook een stukje. Doe Jo en je moeder de groeten van mij en laat Bram maar veel profiteren. Jullie allemaal de groeten en gekust en tot ziens. Izak.

Dientje Jacob schrijft op 7 juni 1943 vanuit Kamp Vught, dat ze zou willen dat ze uit het kamp weg kon. Het pijnlijke is dat Dientje inderdaad heel kort daarna, mogelijk zelfs de volgende dag, uit kamp Vught wordt gedeporteerd naar Westerbork.

Lieve allen, 

Hopende dat deze in jullie bezit komen in de hoop jullie het goed maken wat ik ook vermelden kan. Maar zou toch willen ik hier weer weg was. Mijn dank voor het pakje er was het weer prachtig verzorgd en alles goed overgekomen. Annie als je het hebt, stuur dan een pakje zeeppoeder mee daar ik de was van Izak en mijzelf doe en ik heb niets meer. Ik ben ook ziek geweest heb griep gehad maar dat is weer over maar ben nog steeds slap. Izak komt altijd bij me als het bezoek is en anders stuur ik hem wel eens een briefje dat kon toch niet. Deze heeft (…) Verder geen nieuws. Laat eens spoedig wat horen. Vele groeten van Izak en mij. 

Dientje. 

Dit is waarschijnlijk het laatste bericht van Dientje. Vier dagen later en een maand na de dood van Abraham en Leentje, wordt Dientje op 11 juni 1943, vermoord in vernietigingskamp Sobibor. Ze is dan 54 jaar.

Izak is dan nog als enige over in Kamp Vught. Op 9 juni 1943 bedankt hij voor de levensmiddelen die vanuit Zutphen hem zijn toegezonden.

Lieve allen,

Ik heb de pakketten allemaal ontvangen. Bedankt ook voor de sigaren. Het gaat hard met de transporten. Hoe lang ik hier nog blijf weet ik niet. Als je weer wat stuurt kijk dan niet meer op geld. Koop het meeste en het beste wat je kunt. Vooral kaas eieren, vlees, vet, vis, boter. Kortom alles wat je krijgen kunt. Je hebt geld genoeg. Het is misschien maar voor een paar keer te doen. Zie dat Netje ook wat krijgt (Hosheide). 

Hou moed. Kus Bram. Izak. 

Op de achterkant van de briefkaart staat: 

Ik ben mijn trui kwijt geraakt. Koop voor elke prijs een trui voor mij desnoods een oude en stuur hem direct opdat ik hem voor zaterdag heb. Schijf in het pakket een clandestiene brief en verstop het goed. 

Of de correspondentie stil valt, of dat deze niet bewaard is gebleven, is onduidelijk, maar het duurt een maand eer in Zutphen, een reçu wordt ontvangen, datum poststempel 13 juli 1943, met de tekst: 

Hiermede bevestig ik dankend de ontvangst van het gezonden pakje uit Auffanglager. 

Op 17 september 1943 stuurt Izak vanuit Vught een laatste briefkaart naar Zutphen met het bericht dat hij op transport moet naar Kamp Westerbork.

Lieve Allen,

De slag is gevallen en ben op transport gesteld. Ik ga sterk en moedig weg met Meijer Lipschits. Het pakket ontvangen. Het was geweldig. Ook de trui. Ik vergeet nooit wat jullie voor mij gedaan hebben. Pieker niet over mij, want ik red me wel. Zeg de jongens vaarwel voor mij. Houd alles bij elkaar. Als wij terug komen moet alles goed zijn. Pas goed op Bram. Groet alle vrienden en bekenden van mij. Wees voorzichtig en de jongens ook, (…). En tot slot veel dank voor alles. Wees moedig en sterk . Bid voor va en moe en de juf. Kus Bram. Vaarwel en tot ziens jullie Poedel (Izak). 

Vier dagen later, op 21 september, schrijft Izak vanuit Westerbork dat hij wederom op transport wordt gesteld en dat hij niet weet waarheen. Op de dag van zijn vertrek (naar Auschwitz) schrijft Izak nog drie afscheidsbrieven aan zijn familie in Zutphen. Eén vanuit het kamp en zijn twee laatste briefkaarten stuurt hij vanuit de trein.

Als je deze kaart ontvangt ben ik afgereisd met onbekende bestemming. Jullie pakketten ontving ik net voor vertrek. Ook liep ik Griete Kaufman tegen het lijf. Ik wist niet dat ze nog hier was. Ze maakt het goed. Hier leven ze allen (...) genoeg te eten. De stemming is hier prima en we gaan vol goede moed weg. Vertel de jongens en allemaal dat ik vast en zeker terug kom. Ze krijgen er mij nooit onder en als ik de kans krijg breng ik de hele rataplan mee reken er maar vast op. Voor het laatst kus Bram. Groet de jongens. Jullie dank voor alles wat je voor mij gedaan hebt. Leef gelukkig en vol goede moed. Vaarwel en tot ziens. Hopelijk voor kort. Jullie Poedel (Izak).

Ook de groeten van Meyer Lipschits. Ik zal een oogje op Izak houden. Hou jullie haaks.

Zojuist komen bij ons geheel onverwachts Reine Dormitse en Marie Wolf bij ons. Ze waren ons vrijwillig uit Vught gevolgd omdat ze graag bij ons waren. Dus hebben we een fijn stel in de wagon. Good Luck. De mazzel Poedel.

Lieve allen zoo net in een wagon geladen met 40 jongens en meisjes en vrouwen. Het is een leuk stel en houden de moed er in en zingen uit volle borst. En nu voor het laatst de kop op. WE KOMEN TERUG. Vaarwel en tot ziens Poedel. 

Izaks overlijdensdatum is drie dagen later, op 24 september 1943, in concentratiekamp Auschwitz. Izak Weijel is dan 39 jaar oud.

Noot van de redactie: De teksten uit de correspondentie is integraal overgenomen. De spelling is omgezet naar hedendaags Nederlands.

De onteigening van Sprongstraat 9-11 en Rode Torenstraat 17


De slagerij van de familie Weijel aan de Sprongstraat. Foto: privé 

De Duitse bezetter onteigende en verkocht in de Tweede Wereldoorlog op grote schaal huizen van joden. De administratie hiervan werd bijgehouden in ‘Verkaufsbücher’. Voor Zutphen en Warnsveld zijn in deze boeken 96 transacties terug te vinden van in totaal 125 panden en een weiland. Het totaal aan transacties omtrent woningverkopen in Nederland is ruim 7.000. De panden aan de Sprongstraat 9-11 en de Rode Torenstraat 17, eigendom van Abraham Weijel, zijn in 1943 opgekocht.

Abraham en Leentje Weijel, hebben aan de Sprongstraat 9-11 hun slagerij ‘De Hollandsche Vleeschhal’ van Fa. Weijel & Zonen gevestigd. De slagerij heeft een aparte afdeling voor rundvlees en varkensvlees. Samen met hun zoon Izak en dienstbode Dientje Jacob wonen ze op Sprongstraat nummer 9.


Bram Weijel voor de slagerij van zijn opa en oma. Foto: privé

Abraham, Leentje, Izak en hun inwonende dienstbode Dientje Jacob moeten zich op 7 april 1943 melden in concentratiekamp ’s-Hertogenbosch, Kamp Vught. Op 10 mei 1943 worden Abraham en Leentje vanuit Vught op transport gesteld naar Kamp Westerbork. Vier dagen later, op 14 mei 1943, zijn Abraham en Leentje in Sobibor vermoord.

Dientje Jacob is, bijna een maand na Abraham en Leentje, op 11 juni 1943 vermoord in vernietigingskamp Sobibor. Izak is op 17 september 1943 op transport gesteld naar Westerbork en is zes dagen later, op 24 september, vermoord in concentratiekamp Auschwitz. Voor Abraham, Leentje, Izak en Dientje, zijn er in 2015 in de Sprongstraat voor huisnummer 9-11 vier Stolpersteine gelegd.

Onteigening slagerij
De dag dat Abraham en Leentje in Sobibor zijn vergast, is wrang genoeg dezelfde de dag waarop Zutphenaar Herman Godefridus Hiemstra (geboren 1903), slager van beroep en woonachtig aan de Boompjeswal 3 hun slagerij op de Sprongstraat 9-11 aankoopt. Volgens de Verkaufsbücher heeft Hiemstra op het moment van aankoop van Sprongstraat 9-11 al zeven andere panden joodse eigenaars in Zutphen opgekocht. In totaal koopt en verkoopt hij in 1942 en 1943 in Zutphen elf panden. Hiemstra’s bezittingen worden na de oorlog onder beheer gesteld en hij wordt ervan beschuldigd lid te zijn geweest van de NSB. Deze beschuldiging wordt ook bewezen verklaard. Hij is dan echter al overleden, want hij komt op 16 april 1945 in Hoorn, op 41-jarige leeftijd, te overlijden. In Zutphen is de oorlog dan al voorbij, maar in Hoorn nog niet. De oorzaak van zijn overlijden is niet bekend.

De slachterij aan de Rode Torenstraat 17 is op 30 augustus 1943 gekocht door de heer P.A.J. Tieleman. Tieleman heeft dan reeds vier huizen in Zutphen opgekocht. Tieleman koopt en verkoopt in 1943 in Zutphen in totaal vijf huizen inclusief de slachterij aan de Rode Torenstraat.

Als Carel Weijel, na de bevrijding van Zutphen op 14 april 1945, uit de onderduik komt, wil hij zo snel mogelijk de slagerij van zijn vader aan de Sprongstraat heropenen. Op vrijdag 20 april 1945, zes dagen na de bevrijding van Zutphen, doet de Gelderse editie van De Waarheid verslag van de ‘heropening van de eerste Joodse winkelier’ in Zutphen. Het is de slagerij van Weijel ‘die zijn bedrijf weer aan de gang heeft kunnen brengen na in 1942 op last van de nazi’s te hebben moeten sluiten’. Omtrent de oude heer Weijel en zijn vrouw is ‘helaas nog niets bekend’. Zoon Carel Weijel ‘mochten wij heden weer achter zijn toonbank begroeten. Van de inventaris der zaak is natuurlijk het een en ander door de Duitsers weggesleept, doch dank zij de hulpvaardigheid van collega’s […] kon reeds gisteren met de verkoop van vlees een begin worden gemaakt.’ Volgens Bram Weijel, zoon van Carel, is dit verhaal onjuist. “De slagerij was nagenoeg leeggeroofd. Collega-slagers werkten mijn vader aan alle kanten tegen. Hij heeft grote moeite moeten doen om de zaak weer draaiend te krijgen. Ook heeft hij alle schulden van het onteigende pand op zich genomen. Pas na maanden werd duidelijk wat er met zijn ouders en broer was gebeurd.”

Rechtsherstel
Op 28 juli 1945 benoemt het Militair Gezag Carel Weijel tot bewindvoerder over zijn ouders Abraham en Leentje. Het is drie maanden na de bevrijding en de dood van zijn ouders is op dat moment nog niet bekend. Carel Weijel laat de koop van de panden Sprongstraat 9-11 door Herman Hiemstra, nietig verklaren. Waarschijnlijk doet hij dit om een lange en vaak moeizame rechtsherstelprocedure te vermijden. Omdat Hiemstra overleden is dienen de erven Hiemstra voor de ‘genoten huur en genot’ van Sprongstraat 9-11, 2086,25 gulden plus de notariële kosten van de overeenkomst, in totaal 2435,25 gulden te betalen. Omdat de erven Hiemstra dit bedrag niet kunnen betalen, of zeggen dat ze het niet kunnen betalen, schiet Carel - formeel zijn vader - dit bedrag voor. De panden aan de Sprongstraat 9-11 komen derhalve weer in bezit van de familie Weijel. Het is niet bekend of het bedrag door de erven Hiemstra ooit aan Carel is betaald. Ook is niet duidelijk of er rechtsherstel heeft plaatsgevonden inzake het pand aan de Rode Torenstraat 17. Eveneens is onduidelijk of er materieel rechtsherstel heeft plaatsgevonden.

Abraham Weijel * 29 april 1875 – † Sobibor, 14 mei 1943
Leentje Weijel- Sternfeld * 29 december 1873 - † Sobibor, 14 mei 1943
Dientje Jacob * 5 augustus 1888 - † Sobibor, 11 juni 1943
Izak Weijel * 3 april 1904 - † Auschwitz, 24 september 1943

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant