Hans ten Berge tijdens zijn voorleessessie op het podium van Luxor. Foto: Sander Grootendorst
Hans ten Berge tijdens zijn voorleessessie op het podium van Luxor. Foto: Sander Grootendorst

Dichter Ten Berge leidt Luxor-publiek zijn taalwereld in

Cultuur

ZUTPHEN – Daags voordat hij 85 zou worden, trakteerde dichter Hans ten Berge in filmzaal Luxor in zijn woonplaats Zutphen op poëzie: hij droeg voor uit bijna alle bundels die hij sinds 1964 publiceerde. Met sonore, kalme stem sprekend hield hij het publiek anderhalf uur lang in een zachte greep. Aan het eind had hij ook nog een advies voor jonge dichters.

Door Sander Grootendorst

De bloemlezing – onderbroken door een pauze – nam meer tijd in beslag dan aangekondigd. Mede omdat Ten Berge elk gedicht inleidde met een vaak uitgebreide toelichting. En hij excuseerde zich nu en dan omdat sommige gedichten “niet gelezen konden worden”: ze waren “te lang” of zouden, als onderdeel van een gedichtenreeks, uit hun verband raken.
Al doende gaf Ten Berge de toehoorders een inkijkje in zijn poëtische werkwijze. Wanneer hij zich tot de zaal richtte, hield hij, gehinderd door het lamplicht, soms zijn hand boven zijn ogen, als een indiaan die tegen de zon inkijkt. Het leek wel een knipoog naar oude volkeren als de Inuit en de Azteken die hem zo hebben geïnspireerd.
Hij roept ze in zijn gedichten aan, het voelde daardoor alsof we – ondanks alle exacte verwijzingen – magische taal over ons kregen uitgegoten. Alsof ten Berge de geest uit de fles die de wereld in haar voortbestaan bedreigt wilde bezweren, daarbij ook hulp inroepend van andere, door hem bewonderde dichters, uit het eigen taalgebied (zijn overleden tijdgenoten Gerrit Kouwenaar en F.C. Terborgh, de middeleeuwse mystica Hadewych), de Mexicaan Xavier Villaurrutia, de Portugees Fernando Pessoa en de Amerikaan Ezra Pound, met wiens werk Ten Berge zo innig verbonden raakte dat hij hem wilde afzweren en een grafschrift schreef.

Hij had het over Azteken en Mexicanen alsof het zijn vrienden zijn. Hij heeft hun poëzie vertaald, vertaalde sowieso veel – ter gelegenheid van zijn verjaardag verscheen een nieuwe bundel met vertalingen van werk van de  Canadese dichter Garry Gaddes.  

Eigen werk én vertalingen dienen allemaal om een pure manier van uitdrukking te vinden die in de tegenwoordige werkelijkheid van “verleugening en kromspraak” steeds meer onder druk staat. Een enkele keer slaagde hij erin, zei hij. “De bundel Een tuin in de winter was een toppunt van wat je aan zuiverheid in jezelf kunt bereiken en ervaren.”

Samenvallen
Luisterend naar zijn bloemlezing kwam het gevoel bovendrijven dat Ten Berge steeds meer samenvalt met de taal die hij schrijft en de mens die hij is. “Bij het uitzoeken van de teksten voor vanmiddag moest ik mezelf steeds hernemen”, zei hij. Hetzelfde wat hij al deed toen hij ze schreef.
Zo verplaatste hij zich in zijn recentste bundel, Kinderoog, in de jongeman die hij was aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. 

Een gedicht uit 1992 is getiteld Fernando Pessoa leest de verstrooide ledematen van Juan de la Cruz. Over iemand die zozeer samenvalt met zijn taal dat zijn lichaam leesbaar wordt.
Dit was een van de gedichten waarbij Ten Berge zichzelf met een opmerking onderbrak. Na de regels “Waar zal ik eens aan denken / half december in de regen?” zei hij: “Dit past goed bij het huidige klimaat.” Een naklank van wat hij aan het begin had gezegd: “In mijn poëzie zijn verleden en heden door elkaar heen geschreven. Het is zinloos een historiserende tekst te schrijven die niets met het nu te maken heeft.”

Centraal staat wat Ten Berge over Hadewych (“een van mijn grote favorieten”) zei: “Ze schreef heldere taal, geen zweverig ondoorzichtige teksten.” Alleen met helderheid kun je wat onzegbaar lijkt misschien toch zeggen. Een taak die overigens nooit volbracht is. Daarom blijft Ten Berge tegen de klippen op dichten en had hij nog wel uren kunnen blijven voorlezen. De slotregel van een tekst uit Hollandse sermoenen (2008):“Dit gedicht komt niet meer af –”

Met een “hier wil ik het bij laten” beëindigde hij bescheiden zijn indrukwekkende voorleessessie. Er kwam nog een kort interview achteraan. Geen overbodig staartje, vooral niet door Ten Berges antwoord op de laatste vraag die interviewer Mathijs Sanders hem stelde: “Heb je een advies voor jonge dichters?”
“Kun je nog wel advies geven als je bijna versleten bent?” riposteerde Ten Berge. “Het is buitengewoon moeilijk de enorme krachten die gaande zijn in de natuur en de samenleving het hoofd te bieden.” Maar toch bood de gelouterde dichter goede raad: “Je moet altijd een plaats in je geest vrijhouden die niet wordt aangetast door alle zorgen en verschijnselen die zich in de wereld voordoen. Anders kun je niet meer onbekommerd en in vrijheid werken. Natuurlijk kun je dat wat uit de samenleving komt wel  toelaten. Maar je hebt een geheime plaats nodig waar niemand bij kan komen, anders kun je niet creatief ademen.”

Handboek
De voordrachtmiddag op 23 december was een speciale aflevering van Meander Live, waarbij dichters in Luxor steeds een bundel integraal voorlezen. Voor Ten Berge, de vijfde gast in de rij, werd op dat vaste stramien een uitzondering gemaakt.
Voordat Ten Berge ging voorlezen reikte classicus en collega-dichter Piet Gerbrandy hem het H.C. ten Berge Handboek uit, waarin literatuurdeskundigen, onder wie Gerbrandy zelf, ‘de grote spanwijdte’ van zijn werk bespreken.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant