Kirsten Dorrestijn (links) overhandigt het eerste exemplaar aan collega Gemma Venhuizen. Foto: Sander Grootendorst
Kirsten Dorrestijn (links) overhandigt het eerste exemplaar aan collega Gemma Venhuizen. Foto: Sander Grootendorst

Dorrestijn deelt enthousiasme over kleine (en wat grotere) dieren

Natuur

ZUTPHEN - De Zutphense Kirsten Dorrestijn presenteerde zondag in en vóór de winkel van Geluksvogels haar debuut, getiteld Het boek van de kleine dieren (en de wat grotere).

Door Sander Grootendorst

In een interview had ze verteld dat het niet zozeer haar beroemde vader was die haar inspireerde tot het schrijven over dieren. Het was veel meer dat haar vader, cabaretier Hans Dorrestijn, zich had laten inspireren door zijn dochter Kirsten. Als klein meisje had ze al grote belangstelling voor hommels en andere kleine beestjes. Vader werd op latere leeftijd vogelaar en schreef daar boeken over.

Hij zat zondagmiddag in het publiek, stilletjes glunderend, als ‘de vader van’, op de Schupstoel in Zutphen, waar Kirsten Dorrestijn (38) Het boek van de kleine dieren (en de wat grotere) presenteerde, haar debuut, dat lang niet alléén over vogels gaat, maar over tal van andere dieren waar Dorrestijn naar eigen zeggen ‘enthousiast’ van wordt.

In haar speech noemde ze haar vader, ze had in diens tuin in Bennekom een bunzing gezien en kreeg van het ene op het andere ogenblik enorm veel zin om over dieren te schrijven. Die waarneming vormde de aanzet tot haar carrière als natuurjournalist, al kon ze nog wat duwtjes in de rug gebruiken. Onder anderen van Gemma Venhuizen, biologiejournalist bij NRC.

Aan Venhuizen overhandigde Dorrestijn op de stoep van de winkel Geluksvogels het eerste exemplaar van haar boek: een hartelijke ontmoeting tussen twee oud-studiegenoten (Nederlands). Venhuizen zei dat het feitelijk het tweede exemplaar was. “Ik was zo benieuwd dat ik het boek kocht zodra het was uitgekomen. Het is aanstekelijk geschreven, ik ging denken: had dit óók maar als hobby. O wacht, ik héb het al als hobby.”

Juliët Jonker van uitgeverij Thoma Rap haalde Dorrestijn ertoe over een boek te schrijven. “Ik had er weleens over nagedacht, maar het leek me een berg werk en er kwamen altijd weer opdrachten tussendoor”, aldus Dorrestijn. “Juliët zei: je kunt stukken schrijven zoals je gewend bent. Dat worden hoofdstukken in het boek.” Bij de presentatie zei Jonker: “Met veel dieren is het slecht gesteld, de boodschap in het boek is niet altijd even vrolijk. Maar het laat vooral zien hoeveel schoonheid er is, als we maar goed om ons heen kijken. En dan krijg je zin om bij te dragen aan het behoud van die dieren.”

Een kleine honderd toeschouwers, volwassenen en kinderen, waren op de presentatie afgekomen. “Ik had er hooguit twintig verwacht”, zei Dorrestijn, “we wonen pas een jaar in Zutphen.” Onder de toeschouwers bevonden zich enkele van de in het boek geïnterviewde deskundigen. Dorrestijn bezocht met hen de leefgebieden van bepaalde diersoorten. Zoals met boomkikkerspecialist Tariq Stark, die tijdens de wandeling het amfibietje op een bramenstruik ontdekte. Dorrestijn: “We deden het zoekspelletje warm-koud en toen zag ik het ook, een fel lichtgroen mollig bolletje.” Met Frank Spikmans speurde ze naar de mysterieuze rivierprik, die in tegenstelling tot veel vissen moeite heeft om de visstrap te nemen. 

Nadat Dorrestijn en illustrator Herwolt van Doornen hun signeersessie in de winkel hadden afgerond, ging het publiek, in groepjes opgesplitst, achter de deskundigen aan de stad in: Met Gerrian Tacoma lieveheersbeestjes zoeken op de Boompjeswal, met Klaske ten Grotenhuis ‘stadsnatuur’ bekijken in de Oude Bornhof, met bijenkenner Arie Koster naar de voor deze gelegenheid opengestelde bloementuin op de Bleek en met Anthonie van Peursen waterslakken scheppen uit de Vispoortgracht. Dat het begon te regenen, deerde de bijenman, maar zijn kennis en bevlogenheid compenseerden het. Tacoma trof slechts Aziatische lieveheersbeestje aan en geen zevenstippelige. Van Peursen, afgereisd uit Zoetermeer, haalde twee schepnetten uit zijn auto, de kinderen mochten daarmee slakjes opvissen. De oogst was mager: drie piepkleine levende en één dood exemplaar van de puntige blaashoren. Van Peursen vertelde over het belang van waterslakken, bijvoorbeeld als prooi voor andere dieren, kleine (wantsen) en wat grotere (eenden).

Ook een te water geraakte landslak kwam in het schepnet terecht. “Hij leeft nog”, constateerde Van Peursen en zette hem met zachte hand aan land. Het deed denken aan een zin in Dorrestijns boek: “Een slak vinden vind ik nog altijd een feestje.”

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant