Herman Pleij aan het woord in de Walburgiskerk. Links Willem van Oranje. Foto: Sander Grootendorst

Herman Pleij aan het woord in de Walburgiskerk. Links Willem van Oranje. Foto: Sander Grootendorst

‘Dat moet kunnen’: vermakelijk historisch symposium

Cultuur

ZUTPHEN - Historici moeten zich meer verdiepen in de geschiedenis van het platteland. Over wat er in de steden gebeurde, bijvoorbeeld in het Zutphen van 1572, wordt steeds meer bekend, maar zonder accurate informatie uit het buitengebied van weleer, blijft het verhaal toch onvolledig.

Door Sander Grootendorst

Dat betoogde de Leidse historica Judith Pollman woensdag 16 november tijdens het jaarlijkse symposium van de Historische Vereniging Zutphen (HVZ) in de Walburgiskerk. HVZ-voorzitter Adriaan van Oosten reageerde op Pollmans oproep met de opmerking dat het in kaart brengen van het platteland door het ontbreken van geschreven bronnen een lastige opgave is. Maar geen onmogelijke: hij verwees naar Theo Salemink, amateur-historicus uit Oud-Zevenaar, die over de historie van arme boeren publiceerde en daarover onlangs een HVZ-lezing hield.

Pollman deed haar oproep aan het eind van een leerzaam en vermakelijk symposium, waarin zij zelf de brede context had geschetst rond de aanval van de Spanjaarden in 1572, en was ingegaan op de opdracht van historici: hoe om te gaan met propaganda, legendes en verzinsels van lang geleden? Antwoord: door te achterhalen waaróm die propaganda, verzinsels en legendes überhaupt ontstonden. Wie had waar belang bij en waarom? Zo blijft geschiedenis spannend.

Op de dag af
16 november: een spannend idee op zich – het was op de dag af exact 450 jaar geleden dat de Spaanse troepen binnendrongen via de Nieuwstadspoort aan de noordkant van de stad. De rest is geschiedenis… Maar die wordt steeds opnieuw geschreven, op basis van nieuw onderzoek en nieuwe inzichten. Pollman is de begeleider van haar student Johan Visser, die – voor zover mogelijk – uitzocht wat er nu precies gebeurde op die dag. Hij kwam erachter dat het verhaal, dat tot de canon is gaan behoren, over het door de Spanjaarden aangerichte bloedbad onder de burgerbevolking waarschijnlijk niet helemaal klopte. Onder anderen dominee Baudartius zou het ernstig hebben aangedikt (teneinde de katholieke vijand in een kwaad daglicht te stellen). Visser maakt het in zijn boek aannemelijk, maar honderd procent zekerheid is er niet. Advocaat Hugo Smit liet vanuit het publiek zijn twijfel over Vissers bevindingen horen: “Kom mij niet aan Baudartius”, zei hij.

Wat wel honderd procent vaststaat: de geschiedenis zit aanmerkelijk genuanceerder in elkaar dan we op school hebben geleerd. 

Luisterend naar Pollman dacht menigeen allicht: Had ik vroeger maar zo’n geschiedenisdocent gehad. Wat ook de gedachte zal zijn geweest bij de eerste toespraak, van prof. Herman Pleij. Beiden maakten duidelijk dat geschiedenisverhalen vaak een doel dienen dat achteraf wordt gesteld: het ontstaat van een natiestaat bijvoorbeeld, oftewel de dit jaar gevierde ‘geboorte van Nederland’. “En wat niet in het verhaal past, wordt dan terzijde geschoven”, zei Pleij. Bijvoorbeeld: dat de Staatse soldaten in de Achterhoek minstens net zo ernstig hebben huisgehouden als de Spaanse.

Dát Nederland het een beetje geforceerd met ‘1572’ moet doen, terwijl veel andere landen jaarlijks het beginpunt van hun natie vieren, heeft meerdere oorzaken. Eén ervan is volgens Pleij dat het verhaal van Willem van Oranje, bij wie min of meer het verhaal van Nederland begint, een protestants verhaal was. “Voor katholieken viel er niet zoveel te vieren, veel van hen zijn door de Geuzen (aanhangers Oranje) vermoord.” Een andere, volgens Pollman: ‘Nederland’ begon als republiek en werd later een koninkrijk. Hoe rijm je dat met elkaar in een viering? Pleij betoogde dat er toch iets voor 1572 te zeggen valt – afgezien van de vraag of je echt een jaartal of datum nodig hebt, omdat het tot al te fanatieke vormen van nationalisme kan leiden: “In Dordrecht had toen de eerste Statenvergadering. Toch het begin van wat we nu polderen noemen, je kunt ook zeggen: van de huidige democratie.” Pollman bracht ertegen in dat aan die vergadering lang niet alle tegenwoordige staten/provincies vertegenwoordigd waren. Het was vooral een onderonsje van wat we tegenwoordig Randstedelijk noemen. Nog een reden: We vieren al Koningsdag, zei Pleij. “Al is dat vooral het feest van de vrijhandel.”

Wilhelmus
En we zingen.. het Wilhelmus, het oudste Europese volkslied. Door een fel protestante Oranjefan geschreven op de melodie van een schimplied…Pleij had een hilarisch slotakkoord in petto. “Dat lied heeft nu eenmaal die tekst, er is verder niets op tegen dat we het zingen. Maar de Nederlandse wapenspreuk luidt Je maintiendrai, nog in het Frans ook: ‘Ik zal handhaven.’ Ik pleit ervoor om het door een modernere uitspraak te vervangen, iets wat je nu heel vaak hoort zeggen: Dat moet kunnen.” Geen gek idee, vond ook Van Oosten. “Dat moet kunnen: het zit een beetje tussen tolerantie en onverschilligheid in.” Maar de historici waren juist niet onverschillig geweest. Zegt de ene bezoeker tegen de andere bij het verlaten van de kerk: “Weer veel geleerd vanmiddag.”

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant