Op haar tocht tussen Aalten en Winterswijk herinnert de dichter zich haar logeerpartijen als kind op de boerderij. Ze zag hoe de naobers tot samenspraak kwamen tijdens kavelruil. Voor haar een les in de kunst van het onderhandelen.

Miste

op de fiets door Miste
zie ik bomen omwonden
krang hangt het rood wit blauw
alsof het landschap rouwt
de boer ondersteboven
plant in de wei een bord
met in het zwart ik ben boos

het duwen en het trekken
quotum en stikstofkaart
Rabobank en Binnenhof
de melkkoe en het dode paard
de boer rukt op en stort zijn gram
bij van den Brink en Kockelmann
die om rake soundbites vragen

maar wie spreekt de boer zijn taal
graan rijpt niet in een paar dagen
eerst koffie een snee wegge
samen naar buiten kuieren
alle kanten onder het licht
proeven ruiken luisteren
op zoek naar een vergezicht