De dichter verheugt zich op augustus met her en der de volksfeesten en kermissen in het vooruitzicht.

De voorpret is het halve werk

De straat versieren
en het volksfeest verheffen.
We kunnen niet wachten.

Dahlia’s plakken
in allegorisch ritme.
Ze kan niet wachten.

De vriendenschaar een
boks na die twee jaar rusten.
Ze kunnen niet wachten.

Richten op de romp
van de vogel, koningsschot.
Hij kan niet wachten.

De eerste draaien
op dansveld van ’t Hofshuus.
Ik kan niet wachten.

Of spant de angst voor
besmetting toch nog de kroon?
Ik mag het niet hopen.