Afbeelding

Vrij

Toen ik nog een klein meisje was, fladderde ik overal tussendoor. Ik vond de wereld een beetje vreemd. En andersom waarschijnlijk ook. Alsof ik als vlinder in een verkeerde wereld terecht was gekomen. Heel af en toe zag ik een andere vlinder fladderen, die ook niet helemaal op haar plek leek in deze wereld. Ik groeide op, paste me een beetje aan. Een beetje, niet helemaal. Het fladderen werd minder. Want dat was niet gebruikelijk, niet normaal. En ‘doe maar normaal’ bleek hier het motto. Het lastige was alleen dat ‘normaal’ niet duidelijk gedefinieerd was en bovendien kon dat ‘normaal’ wel eens heel erg verschillen van wat normaal was voor mij. Dus ‘doe maar normaal’ kon wel van alles betekenen. Het was alleen wel duidelijk dat het niet ‘mijn normaal’ was. Het vlindertje fladderde steeds minder, aan de buitenkant. Vanbinnen kon ze natuurlijk niet anders zijn dan een vlinder. Je kunt je natuur niet veranderen. Een eik wordt een eik en een vlinder wordt een vlinder, ook al lijkt dat in eerste instantie, wanneer ze nog een dikke rups is, totaal niet zo. Als een soort van verborgen vlinder door het leven gaan, heeft zo z’n voordelen. Het lijkt alsof je ‘normaal’ bent en doet, maar ondertussen ga je gewoon je eigen gang. De wereld, en dan vooral de zwaardere en lastige aspecten ervan, heeft niet echt vat op je, want je hebt je eigen waarheid en daar laat je je door leiden. Het is een kwestie van laveren tussen de hindernissen door en dat kunnen vlinders heel goed. Inmiddels is deze vlinder in een mensenlichaam al heel wat jaartjes ouder en wijzer geworden. Hebben vele soortgenoten haar fladderpad gekruist. Sommige zijn gebleven, andere weer gegaan. Het voordeel van een al wat langer bestaan is dat meningen van anderen, verwachtingen, systemen, etc. er niet meer zo toe doen. En je eigen ‘normaal’ steeds meer. Dus als je me eens ongegeneerd ziet rondfladderen, zoals ik vroeger ook deed, dan weet je hoe het zit. En voel je vrij om een stukje mee te fladderen. Of niet. Dat is ook goed.

Anouk Plantinga