De dichter beluisterde de ode ‘Hier in de Achterhoek’ en bekeek de videoclip.

Ode

Een putdeksel uit Terborg van Nering Bögel
irgendwo elders. Een karabijnhaak van de
Heidesmid aan een lantaarnpaal in Oxford.

Grolsch in Manhattan New York noopt mij
tot beeldrijmig selfie: groene fles met beugel
en de Empire State Building. Een Lundia
kast in een ver weg bibliotheek, het zwelt
mijn borst tot slagschiphoogte, sentimentaliteit
wat Achterhoekse nijverheid zoal vermag.

De kleurrijke tapijten van Gaudium. Ja
Winterswijk in de Ridderzaal en het Louvre.
Een ATAG-oven in een Antwerpse keuken.

Ik ervaar het niet bij regionaal groen vlagvertoon.
Ongein van de feestfabriek, verloren, verstrikt
geraakt in serieuze ingenomenheid.

Het leek vervolg te krijgen met een heus volkslied.
Wat een opluchting toen het uiteindelijk een
ode bleek op de taal, het landschap, het ritme
van de jaargetijden en de stronteigenwijsheid.
Maar waar zijn de vrouwen vroeg de dichter zich af,
toen hij de begeleidende video bekeek.

Zijn de dames echt zo bescheiden? Of afgeknapt,
vrouw Haverkamp indachtig, op eerdere lofzang?
Verscholen achter haar imposante borsten?