Gigi

Haar naam klinkt als gegiechel. Ik schrik erg van haar lange fluorescerend groene nagels, maar een mens moet verder kijken dan een nagel lang is. Het initiatief komt van haar, want mijn bravoure heeft in praktijk maar heel weinig om het lijf. Ze lijkt uit een Aziatisch land te komen waar vrouwen ook op gevorderde leeftijd iets jeugdigs houden. Ik op mijn beurt heb in de verste verte niks jeugdigs meer. Op haar profielfoto koos ze voor een kleurthema, niet alleen haar nagels, maar ook haar armbanden, zonnebril en immens grote ringen, alles is knalgroen.

‘Die is veel te extravagant voor jou, Willem,’ spreek ik mezelf benepen toe. Haar interesse voor mijn persoon komt als donderslag bij heldere hemel. Wat moet zo’n opvallende vrouw met een overjarige schrijver? Heb ik nog kleur in mijn leven, of is het hoog tijd om daar weer naar op zoek te gaan? Na een snedig gesprek van een aantal dagen en een paar geestige opmerkingen over en weer schrijf ik een bericht dat ik acht maal verwijder en de negende keer toch verstuur. ‘Ik verliet Amsterdam omdat ik naar groen verlangde, maar ik ben best bereid om de trein naar de hoofdstad te nemen omdat daar een dame nog veel groener blijkt te zijn.’ Gigi giechelt, dat past bij haar naam. Daarna noemt ze een tijd en plaats en weet ik mij hevig door zenuwen bevangen. In een etalage zie ik een felgroen overhemd. In een opwelling pas ik het en schrik ervan hoe mijn gezicht er extra bleek bij afsteekt. ‘Nee Willem,’ giechel ik bij mezelf, schreef Hans Andreus niet: ‘Je bent zo mooi anders dan ik…’

De hemel breekt open terwijl ik in de trein zit. In Amsterdam gutsen grote golven over de straat. Met de beelden van zuidelijke overstromingen op mijn netvlies begin ik mij bijna af te vragen of het wel veilig is om me zo dichtbij de zee te begeven. Ik troost mij met de gedachte dat het niet uitmaakt omdat tegenwoordig niets meer veilig is. Ademen, zingen, niezen, omhelzen, prikken of juist niet; de dood schuilt overal. Slechts volledige acceptatie daarvan geeft een mens de vrijheid terug die de overheid hem afnam.

giechelt nogal schel en haar nagels zijn van dichtbij ronduit angstaanjagend. De regen klettert op haar groene paraplu. Toch vrolijkt de ontmoeting me op. Ik ben nog niet te oud om kleur te zoeken.