Scootmobiel

Nooit tevoren zag ik zo’n wonderlijke Koningsdag. Vlaggen wapperen vrolijk, de zon schijnt uitbundig en de lucht zindert van een feestelijke stemming, iets waar een groot deel van de bevolking erg aan toe is. Op verschillende plaatsen in de stad lopen groepjes mensen in oranje t-shirts en met fluorescerende hoeden op. Ze hebben vlaggen op hun wangen geschilderd en drentelen in ganzenpas met een enigszins moedeloze blik in de ogen. Hun kleurrijke uitdossing detoneert in de feestloze stad. Ze zoeken naar terrassen, biertappen met veel plastic bekertjes, podia met harde muziek en urinoirs die uit de grond oprijzen, desnoods een kleedje met rommel of een kind met een valse viool. Tevergeefs. Een ijsje kunnen ze kopen, maar dat kon altijd al. IJsjes zijn essentieel.

Van armoe duik ik in mijn telefoon. Daar flikkert het vlammetje van Tinder met allerlei berichten om mij geld uit de zak te kloppen. Ik heb veel geheime aanbidders, maar daarmee kan het pas echt wat worden als ik een maandabonnement afsluit. Een paar dagen geleden kreeg ik voor het eerst een echt bericht van een heuse vrouw. Ze opende het gesprek met ‘te intrigerend’. Een prima openingszin en ze zag er aardig uit. Ik schoof het voor me uit om iets ongelofelijk intrigerends terug te schrijven, maar nu is het bericht verdwenen en vervangen door overjarige Duitse deernes met geglazuurde gezichten. Tot zover de bravoure van ondergetekende. Misschien is een hele vrouw ook wat veel voor me.

Later op de dag lees ik dat illegale oranjevierders het nuttige met het aangename combineerden door een protestterras aan de IJssel op te bouwen. Wat fijn dat de coronakloof die zo voor verdeeldheid kan zorgen onder voorheen gelijkgestemden toch gelijk op gaat met oranjegezindheid, of wellicht gewoon met erge dorst. Ik hoop dat de groepjes die ik eerder zag lopen het uiteindelijk gevonden hebben.

Zelf liep ik het mis vanwege een fietstochtje. Op de Deventerweg hoorde ik luid getoeter achter me. Ik werd ingehaald door een scootmobiel met daarop een corpulente man met nog een man op zijn schoot, beiden van middelbare leeftijd. Joelend reden ze langs me en bij iedere voorbijganger toverden ze een lach op het gezicht. Ineens was het me duidelijk; hier reed het feest.