Vrouw van de bakker

Je ontmoet zelden christenen die hun mond houden over Jezus. Dat is logisch, want zijn boodschap is: Vertel het aan iedereen, ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. En niet alleen de christenen hebben deze pretentie, ook de islamieten zijn volstrekt overtuigd van hun gelijk. Als atheïst zit je goed in het verdomhoekje. Mijn familie is vegetarisch, ik eet vlees en moet mijn bloeddorst vaak met hoon bekopen. Ik ben eraan gewend door christenen, mohammedanen en vegetariërs beschimpt te worden. Maar soms is er een gelegenheid tot wraak. Ik rijd met mijn vegetariërs in de auto van Gorssel naar Deventer. Ik zie een kat van rechts uit het bermgras komen, gebiologeerd door een prooi aan de overkant. Ik zie dat hij plotseling zal versnellen – ik ken m'n dieren – en de weg onbeheerst zal oversteken. Ik toeter driftig en langdurig, ik wek hem uit zijn trance, ik red zijn leven. Het ontgaat de vegetariërs. De christenen merken ook niet dat ik mijn naaste liefheb, om van de mohammedanen maar te zwijgen. Als we weer thuis zijn ben ik toch teleurgesteld dat mijn redding ongemerkt is gebleven. Voor het avondmaal besluit ik ze iets leerzaams voor te lezen uit een roman van Nachoem Wijnberg.

*Het gaat over een koning die het land van een andere koning verovert en met diens vrouw trouwt. Hoewel hij en de vrouw meerdere kinderen krijgen, spreekt zij nooit tegen hem uit trouw aan haar eerdere echtgenoot. Later ziet een Tang-prins de prachtige vrouw van een bakker. Hij geeft de bakker een aantal geschenken in ruil voor zijn vrouw. Een jaar later vraagt de prins aan de vrouw of haar gevoel voor de bakker verdwenen is. Behalve de prins en zijn vrouw zijn gasten aanwezig, onder wie de schilder en dichter Wang Wei. De vrouw geeft de prins geen antwoord. De prins laat vervolgens de bakker roepen en als de vrouw de bakker ziet huilt zij kort. De gasten zijn diep onder de indruk en besluiten dat zij ieder hierover een gedicht zullen schrijven. Wang Wei is het eerste klaar en leest het meteen hardop voor. Zijn gedicht gaat over de koning en de vrouw die niet tegen hem praat. De anderen zeggen dat zij zijn gedicht zo goed vinden dat zij niet verder willen werken aan hun eigen gedichten.*