Ganzen in de pas

Met verbazing las ik onlangs in de media dat de gemeente Zutphen de beslissing heeft genomen om de overlast door ganzen te laten oplossen door een organisatie die eieren van broedende dieren uit de nesten haalt, onderdompelt in maisolie en teruglegt in de nesten. Waarna de rottende eieren worden verwijderd. Het gevolg hiervan is dat de nesten regelmatig verstoord worden en de embryo’s stikken in hun eieren.

De effectiviteit van de maatregel is vooralsnog niet vast te stellen. De hoop is dat de populatie afneemt omdat het onaantrekkelijker wordt voor de vogels om terug te keren naar de broedgebieden binnen de stad.

Sovon schrijft echter in een document over dit onderwerp: “Het onklaar maken van eieren is een veel gebruikte methode om de groei van populaties broedende ganzen af te remmen. In verschillende gebieden werd onderzocht of deze maatregel effectief is. Dat blijkt niet het geval. De praktijkvoorbeelden (o.a. Texel in 2005) lieten geen enkel effect op het aantal succesvolle families zien. Probleem is vooral dat het succes van een fractie van de aanwezige nesten voldoende is om de populatie in stand te houden. In veel gebieden is het opsporen en onklaar maken van alle nesten zeer arbeidsintensief en brengt het veel verstoring met zich mee voor andere broedvogels. Dit bevestigt een eerdere analyse van scenario's voor aantalsontwikkelingen in de Noordelijke Delta”.

Het is dus een ingrijpende maatregel voor zowel de soort zelf als ook de andere watervogels die gestoord worden tijdens de broedperiode en de effectiviteit is discutabel.

Ganzen in Nederland en zeker in deze waterrijke omgeving laten zich niet in de pas dwingen. Ze gaan en staan waar ze willen. Populaties verspreiden en herstellen zich in no time als er voldoende voer en sappige graslanden beschikbaar zijn. Onze mooie gemeente is uitermate aantrekkelijk voor de dieren en ze zullen daarom in grote getale elk jaar opnieuw hun nesten bouwen aan de randen van het water.

Wellicht zijn er betere, structurele, duurzamere en diervriendelijke manieren om de vogels te verleiden ergens buiten de stad hun nesten te bouwen.

In een projectrapportage in opdracht van het faunafonds van 2005 staan interessante suggesties om potentiële broedplaatsen onaantrekkelijk te maken door middel van markeringen en smaakmiddelen.

Animal Rights pleit bijvoorbeeld voor een andere inrichting van het landschap. We zouden dat op kleine schaal ook kunnen toepassen. Rieten afrasteringen werken wellicht of onaantrekkelijke grassoorten inzaaien op plekken waar je ze niet wilt hebben en het voeren van de dieren ontmoedigen helpt wellicht ook.

Er zijn ongetwijfeld ook plekken waar mensen minder overlast ervaren. Op deze plekken zou je het juist aantrekkelijker kunnen maken voor de dieren.

Uiteraard dien je als gemeente klachten van inwoners uiterst serieus te nemen.

De klachten variëren van overlast door poep en gegak tot verkeershinder. Ik wil deze klachten op geen enkele manier bagataliseren. En uiteraard moet de gemeente samen met haar bewoners zoeken naar een goede structurele oplossing die voor zowel mens als dier bevredigend is.

Maar wellicht is het ook een feit dat we samen met deze dieren moet leren leven, dat we op de weg rekening met ze houden tijdens de broedperiode, dat we ze niet zelf lokken met voer en met de buurt samen de poep van de stoepen vegen. En vooral genieten in verwondering van die schattige kleine bolletjes nieuw leven in het voorjaar als ze in het zonnetje met z’n 20en of zelf met z’n 30en in een crèche voorbij zwemmen.

Als de kleintjes groot zijn geworden dan vliegen ze uit naar gebieden buiten de stad. De overlast is eigenlijk maar van korte duur.

Iris Vellema,
Zutphen