Afleiden

Graag zou ik mij verder bekwamen in de kunst van het afleiden. Als mijn dochter Marie belt en haar liefde verpakt in op mij geprojecteerde angsten, dan stel ik mijzelf ten doel om haar binnen drie minuten duurzaam op een ander onderwerp te brengen.

Als mijn vriend Arend me uitnodigt voor een borrel, dan moet ik vooraf wat thema’s verzinnen waarmee ik hem van de wijs kan brengen. Arend beweert dat de wereld in een collectieve angstpsychose is geraakt, hij staat in nauw contact met artsen die fel tegen de maatregelen zijn en hij overweegt om zich binnenkort met een waterkanon van het museumplein te laten spuiten. Ik zie de blauwe wallen onder zijn ogen en heb met hem te doen. Hij zal het niet toegeven, maar na een half uur gemekker over AstraZeneca weet ik dat ik ook hem een plezier zal doen met mijn afleidingsmanoeuvre.

Arend houdt enorm van vrouwen. Hij houdt het nooit erg lang uit met ze, maar blijven plakken bij een enkeling zou ook zonde zijn. Daarvoor lopen er te veel beminnelijke exemplaren rond. Ik hoor hem graag uit over zijn tactieken. In feite is hij net zo’n oude knar als ik, het is mij een raadsel hoe hij het steeds weer voor elkaar krijgt om in contact te komen met charmante dames.

‘Eén woord Willem: Tinder,’ zegt hij en voor het eerst deze middag breekt er een grijns door op zijn gezicht. ‘Dat is toch voor jonge afgetrainde mensen met een tandpasta glimlach?’ reageer ik geschokt. ‘Daarvoor zijn wij veel te verkreukeld.’

‘Willem!’ roept hij bestraffend, ‘er is één ding waarmee je online heel ver komt en dat is de gave des woords. Welke onnozele hals is er columnist, maar weet niets van virtueel flirten?’ Ik buig beschaamd het hoofd. ‘Tinder viert hoogtij,’ vervolgt hij, ‘hoe minder contact we mogen hebben, des te groter is de behoefte.’

‘Dus jij denkt werkelijk dat ik nog kansen heb op het gebied van de liefde?’ ‘Even rustig aan vriend, maar probeer het zou ik zeggen. Ga eens kijken of je nog marktwaarde hebt.’ Die term staat me tegen, maar ik moet toegeven dat het idee me niet loslaat. Het culturele leven ligt stil, een mens moet wat meemaken. Terwijl ik hard roep dat het me helemaal niets lijkt, bedenkt een ander deel van mijn brein welke foto geschikt zou zijn. Wat moet ik anders met mijn tijd?