Merel Hubatka en Otteline van Panthaleon van Eck schreven gezamenlijk dit afscheidsgedicht

Veertien jaar stadsdichters

O ZUTPHEN

We bezongen, beweenden
je vallen en opstaan
triomf en verlies
het eeuwige komen en gaan
van rijkdom, geestkracht
en schoonheid.

er is een rode draad
die door de straten voert
soms lijkt de draad verdwenen
soms tuimel je erover
zoekend naar iets zo dichtbij
dat het herkenbaar wordt

We legden vast hoe je zo oud
toch nog bleef groeien, hoe
groots je bent en hoe ergerlijk
ja, je traagheid en angsten
en al je gestruikel,
je zachte barmhartigheid.

stommelend door de stad
zochten wij de glans
een blik, een woord, een zoen
een plan, een lach, een vraag
zit vervoering in stenen gestapeld
meer is het de mens die raakt
die maakt
de stad

We verkondigden de magie
van je straten en torens
de tover van je rivieren
en waarden. Heel je
feeƫrieke verschijning we gaven het woorden.

Dichter bij Zutphen kwamen we niet.