Afbeelding

Een situatie

Met een groepje vrouwen ben ik een aantal dagen op yoga retraite in Lochem. Op de laatste dag begin ik ’s ochtends tijdens de voorover buigingen ineens te hoesten. Als ik naar buitenloop om iets te drinken vraagt de yogadocente me of het wel gaat. ‘Tja ik ben ineens wat hoesterig’, zeg ik. ‘Even mijn flesje bijvullen.’ Bij terugkomst lijkt er iets van consternatie te zijn ontstaan. Er is een discussie gaande over mijn gehoest. ‘Ik kreeg het idee dat je steeds benauwder werd’, zegt de dame pal naast me. De vrouw naast haar beaamt dit met grote ogen. ‘Het kan zijn dat er veel aan het loskomen is door de afgelopen dagen’, zegt de yogadocent. ‘Dat je lichaam aan het opruimen is, zeg maar.’ ‘Misschien’ zeg ik, maar mijn kinderen waren ook een beetje verkouden bij vertrek’. Meteen heb ik spijt dat ik dit eruit flap. Want; had ik dan wel naar Lochem mogen komen? En: hoe verkouden waren ze eigenlijk? ‘Ze hadden gewoon zo’n kinderverkoudheid, vervolg ik vlug. ‘Heel normaal voor deze tijd van het jaar’. ‘Bovendien, zeg ik om het voorgaande nog wat kracht bij te zetten, ‘zou ik het voelen denk ik, als ik corona zou hebben. Ik zou het voelen als er iets vreemds was binnengedrongen in mijn lijf en dat gevoel heb ik nu niet’. Zeker weten doe ik dat niet, maar ik hoop van wel. ‘Laten we stemmen’ zegt de yogadocente. ‘Wie heeft liever dat Mirjam nu de ruimte verlaat en wie niet?’ Het merendeel blijkt voor mijn vertrek, dus rest mij niets anders dan mijn spullen te pakken. Bij het verlaten van de ruimte grap ik nog of ik nu dan korting krijg.

Tijdens de lunch hoor ik dat ik de twee nog resterende onderdelen gewoon mee kan doen. Maar we verplaatsen het dansen naar buiten met dikke jassen aan en tijdens het gedeelte waarin we onze ervaringen zullen delen kan ik op mijn mat voor de openslaande deuren plaatsnemen. Ik zeg dat ik het dansen liever oversla. Apart mijn lunch gebruiken in de bibliotheek vind ik te doen, maar in één ruimte zijn met mensen die misschien in een grote boog om me heen bewegen, lijkt me toch vreemd en niet helemaal wat me ik me voorgesteld heb bij een gezamenlijke afsluiting. Het einde van het weekend is dan ook wat raar. De vrouw met de grote ogen vertrekt vroegtijdig omdat ze, naar eigen zeggen, naar haar kinderen toe wil, als ik haar vraag of het misschien met mij van doen heeft. En verbeeld ik het me nou, of deinsde een andere deelnemer ineens naar achteren toen ik iets wilde pakken? Ook bij het afscheid lijkt iedereen zomaar verdwenen zonder mij echt gedag te zeggen. Bij thuiskomst doe ik toch maar een test, ook al zijn mijn man en kinderen kerngezond als ik ze weer zie. Al was het maar omdat één van de deelnemers me zei dat je corona niet kunt voelen. Ik testte negatief.

Mirjam van Biemen