Koolmeesje

Op de Nieuwstad komt een man mij tegemoet gefietst met een geel plastic tasje aan zijn stuur. Zijn jas hangt open en in zijn baard glinsteren regendruppels. Vrij plotseling remt hij af, zwaait ogenschijnlijk monter zijn been over zijn fiets en legt deze dan behoedzaam neer. Uit het tasje rolt een appel. Hij wisselt een blik met mij, gaat dan op zo’n manier naast zijn fiets op straat liggen dat het lijkt alsof hij gevallen is en begint te kermen.

Aanvankelijk moet ik lachen om de hoeveelheid pathos die hij tentoonspreidt. Gelukkig heeft het acteertalent zich naar de straat verplaatst, want in de Hanzehof is het licht uitgegaan. Drama, we hebben het nodig om te voelen dat we nog leven. Een weldenkend mens zou ervoor pleiten dat het zich beter op een toneel blijft afspelen, zodat wij zelf onze prettig nietszeggende levens kunnen hervatten, maar daar zijn het de tijden niet naar.

Een klein berichtje in deze krant maakte er melding van dat de Gemeente tot drie ton per jaar wil gaan bezuinigen op Zutphense cultuur. De gemeenteraad zal daar op 9 november een besluit over nemen. Naast het berichtje prijkt de prachtige programmering van Luxor en dat Bolwerck. Het is de krant van vorige week, zijn Luxor en dat Bolwerck nog wel open? vraag ik mij af. Winst zal er in ieder geval niet gemaakt worden.

Op dezelfde pagina vult onze lieftallige burgemeester een speciaal kratje Bokbier omdat de liefhebbers deze Bokbierdag thuis moeten vieren, wat ook zielig is. Zal ze op 9 november bikkelhard achter dit besluit gaan staan?

Ik herinner mij een dag uit mijn jeugd waarop de kat met een koolmeesje aan kwam. Kleurig wiekte het nog met zijn vleugels, maar vliegen ging niet meer. Mijn vader trok zijn laarzen aan en ging een schep halen. Hij bracht het als een goede daad toen hij het kopje van het gele lijfje scheidde. Is cultuur in Zutphen zo zieltogend dat de gemeente de laatste genadeklap mag toebrengen, haar uit haar lijden denkt te moeten verlossen?

Inmiddels staan we met een aantal mensen om de roepende man heen. Hij heeft met zijn handen zijn hoofd gepakt en maait met zijn benen. ‘De wereldgeesten!' roept hij. ‘Ze zijn gekomen. Ze zitten allemaal in mijn hoofd. Ze hebben lijven, maar geen gezichten. Ze dragen mondkapjes, ze komen met steeds meer!' Een mevrouw tegenover me stopt snel haar mondkapje weg en reikt hem de hand. ‘Meneer, ik ben Karin en ik denk dat ik een mens ben. Zal ik u overeind helpen?'

Jammer, ik had net zin gekregen om naast hem te gaan liggen.