Rustige angst, angstige rust

Een paar weken geleden probeerde ik mij lacherig voor te stellen hoe een orkaan met een kittige Amerikaanse naam haar flanken om de markt zou leggen, ons op zou tillen om ons later gedesoriënteerd weer neer te smakken. We verschuilden ons niet, maar trokken er stoer op uit en toonden ons een nuchter volk.

Nu dreigt er geen woeste storm, maar natuurgeweld van microscopisch formaat. Het komt niet van buiten maar we dragen het onzichtbaar bij ons. Of we hebben het niet, dan gaan we het wellicht krijgen van een niet te vertrouwen ander.

Het culturele leven waar ik over dien te schrijven, ligt kwijnend thuis op de bank. Verdampt, afgelast, uitgesteld, weggevaagd voor onbepaalde tijd. Er zijn wat virtuele stuiptrekkingen; het aantal bezoeken aan pornosites is exponentieel gestegen, maar je kùnt ook online een museum bezoeken.

Kunst zonder publiek, cultuur zonder menselijk contact, het is als een zomer zonder zon, als muziek zonder klank.

Een onheilspellende stilte daalt over de stad. Enkele mensen wagen zich buiten om het hele assortiment handzeep en paracetamol van de drogisterij in te slaan. Ze spoeden zich met een verwilderde blik door de winkel, als jager-verzamelaars sluipen ze langs de schappen. Wantrouwend kijken ze naar mij, alsof mijn tube tandpasta een dekmantel is voor snode besmettingsplannen.

De lente trekt zich nergens wat van aan. Zij lokt ons met een niet te stuiten vrolijkheid vol bloemen, zingende merels en staalblauwe luchten. Mensen die zich eerst voort lieten stuwen door volle agenda's en belangwekkend werk zitten ineens met hun kinderen thuis en hebben de tijd om zich te verbazen over de contrasterende combinatie van rust en angst die zich opdringt.

Ook ik laat me lokken naar de Gorsselse hei. Daar wandelen gezinnen met puberkinderen. Flarden van een diepzinnig gesprek tussen moeder en zoon waaien over de hei.

Als ik even kuch is daar weer die misprijzende blik. Als een ander zijn neus ophaalt, maak ik een boogje. En tegelijk is daar die hunkering, de hunkering naar menselijk contact. Het stelt ons voor de keuze tussen angst en troost.

Moeten we uiteindelijk troost in eenzaamheid zien te vinden, in onszelf? Moet ik mijzelf als kortademige oude man vrijwillig insluiten met als hoogtepunt van de dag het boodschappenuurtje voor ouderen om 7 uur 's morgens?

Het is geen orkaan die ons optilt, maar een onzichtbaar stofje dat ons op onszelf terugwerpt. Ik ben benieuwd waar dat ons brengen zal.