Annegaaike Leopold, president van SETAC-europa; Society of Environmental Toxicology and Chemistry. Foto: Jolien Wilmar
Annegaaike Leopold, president van SETAC-europa; Society of Environmental Toxicology and Chemistry. Foto: Jolien Wilmar Foto:

'Wel of geen bestrijdingsmiddelen?'

Annegaaike Leopold en ik zitten samen in een leesclubje. Ze is president van de Europese tak van de wereldwijde vakvereniging SETAC, wat staat voor: Society of Environmental Toxicology and Chemistry. Dat klinkt interessant, maar ik kan me er niets bij voorstellen, dus vraag ik haar voor een interview op deze pagina. Ik start het interview: "Annegaaike, laten we bij het begin beginnen. Je werd geboren en toen?".

Door Jolien Wilmar

"Als kind woonde ik in Canada, Zuid-Afrika, Suriname en India. Mijn vader werkte voor de Buitenlandse Dienst, waardoor wij iedere 3 á 4 jaar verhuisden. In Zuid-Afrika begon mijn fascinatie voor wilde dieren, ik zag ze in het wild en leerde het wildlife boekje uit mijn hoofd. Als ik in Suriname thuiskwam uit school, vertrok ik steevast naar het dierentuintje waar de Surinaamse dieren uit de bush te zien waren. Maar mijn diepste ontzag groeide voor de Indiase tijger, die met uitsterven bedreigd werd. Zo groeide mijn liefde voor het dierenrijk.

Als zestienjarige vertrok ik alleen van India naar Wales om daar op Atlantic College, een heel inspirerende, internationale kostschool, mijn eindexamen te halen.

Na Wales verhuisde ik naar Leiden om ecologie te studeren, de wetenschap die zich richt op de samenhang van dieren met hun omgeving. Tijdens mijn afstudeeronderzoek, zocht ik naar het verband tussen het sedum plantje, de rups van de stippelmot die het plantje eet en een sluipwesp die zijn eitjes legt in de rups. Ik vroeg mij af, of het plantje een stof afscheidde om de wesp te lokken, zodat de wesp de rups zou doden. Ik liet een Y-vormige buis maken. Aan het eind van de ene arm van de Y legde ik een aangevreten stukje sedum en aan het eind van de andere arm een onbeschadigd stukje sedum. De wespen die ik door de basis van de Y naar binnen lokte, kozen overwegend voor de arm met de aangevreten sedum. Ik concludeerde dat de aangevreten sedum, inderdaad een stofje afscheidde dat de wesp lokte.

Het was mijn droom om voor het Wereld Natuur Fonds te werken om de tijgers te kunnen beschermen, maar als net afgestudeerde moest ik eerst praktijkervaring opdoen. Ik las in een artikel dat er in Afrika een pesticide gebruikt werd tegen sprinkhanenplagen genaamd dieldrin en dat dit middel niet alleen de sprinkhanen doodt, maar ook heel giftig bleek te zijn voor de rest van het ecosysteem. Er werden mensen gezocht die onderzoek wilde doen naar de neveneffecten van eventuele vervangers van dieldrin. Zo kwam ik in Wageningen terecht bij de vakgroep ecotoxicologie, de wetenschap die zich bezighoudt met het onderzoek naar effecten van stoffen in het milieu.

Zonder

pesticide

kunnen we de

mensheid niet

voeden

In mijn eerste baan werd ik al snel hoofd van de afdeling vogeltoxicologie. We onderzochten de gevolgen die vogels ondervinden, van de pesticiden waarmee akkers bespoten worden. Op basis van dit soort onderzoek besluiten overheden of een stof toegelaten mag worden en bij welke dosering.
Je kan bijvoorbeeld heel goed meten of een vogel die graan zou kunnen eten van een bespoten veld, nog goede eieren legt na blootstelling aan die stof in het laboratorium. Als de eierschaal dunner wordt, moet het gif in lagere doseringen of helemaal niet gespoten worden. Dit werk deed ik voor het kontraktlaboratorium NOTOX BV, tegenwoordig heet het Charles River Laboratories.

Ik nam een nieuwe uitdaging aan en begon als Europees en daarna als global business development director bij het Amerikaanse contractlab Wildlife International Ltd. Ik bracht in dit werk ''de klant naar de deur van het lab'', klanten zoals Bayer, BASF en Dupont en droeg in die functie zoveel mogelijk bij aan het ontwikkelen van betrouwbaar onderzoek ter bescherming van het milieu, en ook aan het diervriendelijker maken en verminderen van dierproeven.

Achttien jaar werkte ik voor Wildlife International, tot het werd overgenomen door financiële investeerders. Ik merkte dat onder hun leiding de interesse van de laboratoria verschoof van de missie om het milieu te beschermen, naar interesse in zoveel mogelijk geld verdienen. Ik besloot weg te gaan en mij verder te richten op onderzoek naar hormoonverstorende effecten van stoffen op organismen in het milieu.

Op een gegeven moment moest de Europese commissie over dit onderwerp regelgeving opstellen. Men moest kiezen tussen twee verschillende soorten benaderingen: passen we het voorzorgsbeginsel toe, waarbij het aanwezig zijn van potentieel gevaar van hormoonverstoring leidt tot het van de markt halen van het middel, of kijken we naar het risico waarbij de vraag wordt gesteld of het middel bijvoorbeeld misschien al afgebroken is voordat het gegeten wordt en dus niet zo gevaarlijk is dat het van de markt gehaald hoeft te worden.

Ik heb ontdekt dat deze vraag diepgaande meningsverschillen tussen wetenschappers blootlegt, die raken aan hoe je in het leven staat. Ziet men de natuur als kwetsbaar of als veerkrachtig. Wetenschappers (zoals ik zelf ook) zeggen objectieve metingen te doen, maar ik zie steeds duidelijker dat wij als mens niet in staat zijn om objectief te zijn. Ieder mens brengt zijn eigen perspectief mee en dat heeft effect op de conclusies van de onderzoeken.

Als actief lid van SETAC, organiseer ik seminars waar wetenschappers van over de hele wereld met elkaar hun onderzoeken presenteren en bespreken. Aan de hand van de uitkomsten discussiëren we over de vertaalslag van wetenschap naar beleid. Ik hoop wetenschappers wereldwijd bewust te maken, dat wij als mens onszelf meebrengen in de onderzoeken die we doen en dat die subjectiviteit meegenomen moet worden in de conclusies die we trekken, om daarmee het beleid beter te kunnen dienen."