Schinderhannes

In de geschiedenislessen op de basisschool wordt zijn naam al lang niet meer genoemd. Misschien heeft zelfs geen enkele leraar ooit van hem gehoord. Maar zo'n twee eeuwen geleden was Schinderhannes in heel Europa beroemd. Misschien wel even beroemd als zijn tijdgenoot Napoleon, die trouwens nog wel in de geschiedenisboekjes voorkomt.
Ook in de Achterhoek kende men zijn naam. Al waren veel mensen bevreesd om die uit te spreken. Want Schinderhannes was een nietsontziende rover en moordenaar, voor wie iedereen doodsbang was.
Nu zou je zeggen dat die angst een beetje overbodig was voor wie in de Achterhoek woonde. Want Schinderhannes (die eigenlijk Johannes Bückler heette) woonde hier ver vandaan. In de huidige Duitse deelstaat Rijnland-Paltz, om precies te zijn. En daar pleegde hij samen met zijn bendeleden ook de meeste van zijn misdrijven. Meer dan 130 in totaal maar liefst: diefstallen, afpersingen, roofovervallen en zelfs een enkele moord. Natuurlijk, hij maakte af en toe ook wel eens een uitstapje, maar dichterbij dan Zuid-Limburg kwam hij nooit. Althans niet volgens de officiële geschiedschrijving.
Er bestaat echter een oud volksverhaal, waaruit zou kunnen blijken dat Johannes Bückler, alias Schinderhannes, wel degelijk in deze contreien is geweest. Dat bovendien verklaart waarom hij, hoewel hij hier dus wel heeft rond gelopen, in de Achterhoek nooit op crimineel gebied actief is geweest.
Nou gaat het wel om een volksverhaal dat ruim honderd jaar lang alleen door oude boeren bij het haardvuur werd verteld en pas in 1913 op schrift werd gezet. Voor de historische juistheid durf ik mijn hand dus niet in datzelfde haardvuur te steken. Maar een amusant verhaal is het wel en dat maakt het altijd weer het vertellen waard.
Hoofdpersoon in deze oude sage (naast die beroemde rover wel te verstaan) is Willem van der Veur, die in dezelfde tijd leefde als Schinderhannes. Deze Willem was dominee en schoolmeester in Neede. Tijdens een donkere winteravond hoorde hij een luid gebons op de deur van de pastorie. Hij deed open en zag een vreemdeling staan, die zich voorstelde als Schinderhannes. "Maar wees niet bevreesd", sprak hij toen hij de angst op het gezicht van de predikant zag. "Ik breng geen leed over uw huis."
Schinderhannes vertelde, dat hij op de vlucht was voor de lange arm der wet. Die had nog een behoorlijk appeltje met hem te schillen. "Maar als u mij nu voor een paar dagen verbergt, dan verzeker ik u dat mijn bende en ik dit dorp en de hele streek met rust zullen laten", zo beloofde hij de dominee.
Nu was Van der Veur niet alleen een godvrezend man, maar ook een heel brave burger. Natuurlijk wist hij, dat hij deze Duitse bandiet zou moeten aangeven. Maar hij was ook niet helemaal gek, hij wist ook dat Schinderhannes zijn mes niet alleen gebruikte om appels te schillen. Bovendien, zo overwoog hij, zou hij door een onderduikplek aan te bieden niet alleen de roverhoofman een plezier doen, maar ook de bevolking van zijn gemeente en die van de hele Achterhoek. Hij ging er dus mee akkoord, dat Johannes Bückler zich in de pastorie verscholen hield voor zijn achtervolgers. Op zijn beurt hield Schinderhannes ook woord: hij pleegde nooit en te nimmer ook maar één overval in de Achterhoek!
Elders ging hij trouwens wel door met roven, plunderen en brandschatten. Tot hij uiteindelijk toch tegen de lamp liep. Op 21 november 1803 maakte het vlijmscherpe mes van de guillotine een einde aan het leven van Schinderhannes. Maar bij Achterhoekse haardvuren ging zijn naam nog heel lang rond.