Afbeelding
Foto:

Pit

Twee jaar woon ik nu in het schone Zutphen. Het wennen verloopt voor mij een beetje als een achtbaan. Hoge pieken, diepe dalen. Inmiddels weet ik, dat na een moment van lichte wanhoop, altijd weer een opleving komt. Hoewel ik de drukte van Amsterdam mis als kiespijn, voelt mijn eigen gemoed nog wel degelijk druk en lijk ik niet helemaal afgestemd op het levenstempo van alledag. Ietwat gejaagd en gestrest stap ik de stad door om steeds weer te ervaren dat ik me toch wat afwijkend gedraag in vergelijking met mijn stadsgenoten die haast allemaal volledig in het hier en nu lijken op te zijn gegaan. Zutphen is Eckhart Tolle to the max. Soms drijft het me tot waanzin. Dan kom ik snauwerig thuis en zeg ik mijn man dat er gewoon géén pit in zit. Een beetje peper in de reet zou de mensen goed doen hier, roep ik dan, want alles gaat me té sloom, té traag en is me te zijig soms.
'Precies wat Zutphen zo uniek maakt en beslist niet moet veranderen', merkte iemand laatst wijs op toen ik mijn hart besloot te luchten. De sfeer moest volgens haar vooral niet Randstedelijk worden, want waarom zou je anders in hemelsnaam nog deze kant op verkassen? Mooi gesproken, want was het niet juíst deze vertraging die me in eerste instantie aantrok tot de stad? Een aanpassing van binnen lijkt dus noodzakelijk wil ik mijn draai hier kunnen vinden. Dat ik daar nog wat in te oefenen heb, schetst het volgende voorbeeld.
Na een yogales fiets ik met een mede yogini, geboren en getogen in Zutphen, terug richting de stad. Zij op een bakfiets. Een man op snelle racefiets is hier niet van gediend en roept op luide toon dat hij er niet langs kan door types als zij. Dat ze teveel plek inneemt op het fietspad. De pittige Amsterdammer in mij is onmiddellijk wakker en ik wil hem alles verwensen wat los en vast zit. Hoe durft hij? Het zó op de vrouw te spelen? Alsof het fietspad alleen van hem is met zijn veel te grote midlifecrisis-racefiets-ego. Alleen.. er komt niks over mijn lippen. Misschien ben ik iets te relaxed door de yoga, want als ik het wél weet, is de man allang gevlogen. Ik zeg haar wat ik eigenlijk had willen zeggen en vraag haar waarom ze zelf eigenlijk niets uitbracht, razend als ik ben, voor haar. 'Oh', zegt ze, terwijl ze haar schouders ophaalt, 'het gaat mijn ene oor in, mijn andere oor uit. Zo doen wij dat hier.' Opsteker van de week: zonder pit, minder hinder.

Mirjam van Biemen