Lezen

Op de middelbare school leerde ik de bibliotheek kennen. Mijn ouders hadden wel wat boeken, maar voor Nederlands moest ik er meer lezen dan zij in de kast hadden staan en vooral andere. Ik vond het niet erg om te lezen, ik las zelfs graag en gelukkig mocht je zelf je boekenlijst samenstellen. Ook voor het eindexamen had ik er een mooie lijst van gemaakt. Hij bevatte verschillende boeken die van onze leraar Nederlands gelezen mochten worden. Zoals Dijkleger van J.W. Ooms, het favoriete boek van mijn grootmoeder. Omdat ik zakte voor mijn eindexamen, dacht ik het jaar erop dezelfde lijst te kunnen gebruiken, maar mijn nieuwe leraar Nederlands dacht daar anders over. J.W. Ooms was verboden. Er moest échte literatuur op komen te staan. De bibliotheek bracht daar weer de oplossing voor. Op één boek na dat ik wel graag wilde lezen. Het was er niet of uitgeleend. Het was De koele minnaar van Hugo Claus. Ik had een tante die ook veel las en zij had dat boek, een eerste druk zelfs en ik mocht het lenen. Toen ik het aan mijn klasgenoten vertelde, vonden ze dat ik een stoere tante had.

De bibliotheek is er nog en moet blijven, of beter gezegd, de bibliotheken in Zutphen en Warnsveld zijn er nog en moeten blijven. Er wordt veel over gesproken en het is op dit moment nog helemaal niet zeker of ze blijven. Twee weken geleden schreef ik erover en deze week kreeg ik van Anna Wiersma, de stadsdichter voor mij, een gedicht waarin zij aangeeft dat we niet zonder kunnen.

Bezuiniging

Zo ritmisch als het woord klinkt
(altijd mooi voor een gedicht),
zo onheilspellend werkt de gedachte.
Gelukkig rijmt herziening
op bediening, van lezers in onze stad.
De vluchteling, die moeizaam
nieuwe woorden leerde onderscheiden.
Kinderen, die voorgelezen worden
of, dat nu zelf al kunnen doen.
Ja wat niet al, want rijp en groen
is hongerig naar letters, en wil door
met 'Warnsveld' en 'Zutphen'.
Een stad zonder haar bibliotheken,
daar zijn geen woorden voor.

Anna Wiersma
12-10-2018