Ballonbokse

Ik weet nog dat mijn vader 'm droeg. Doordeweeks tenminste, want op zondag ging het 'nette pek' aan. Maar als hij aan het werk was (net als ik was hij journalist), was een plus-four wat hem betreft netjes genoeg. Ze kwamen veel voor in het straatbeeld van vooral de jaren vijftig van de vorige eeuw, die plusfours. Die later ook wel knickerbockers werden genoemd. Van die broeken waarvan de pijpen tot halfweg de kuiten of net boven de enkels kwamen en daar met een elastiek om het been vast zaten. Drollenvangers werden ze ook wel genoemd.
In het Achterhoeks heette zo'n broek een pofbokse. Maar ook het woord drolle(n)vanger werd in onze streektaal wel gebezigd. Veel mooier nog vind ik de variant die in het dialect van Winterswijk en omgeving voorkwam: zes-waeken-drieter.
Waarschijnlijk vanwege de vorm van de broek had men in Borculo nog een eigen woord: ballonbokse. En in Gorssel sprak men ook wel oneerbiedig over een jappelzak (aardappelzak).
Een pofbokse werd doorgaans niet door de eenvoudige boer of ambachtsman gedragen (die droeg een mesjesterse bokse), maar door de wat meer gegoede burgerij. En door schooljongens. Als een soort tussenfase tussen korte en lange broek. Vandaar natuurlijk de benaming HBS-luier. Waarmee wederom werd gesuggereerd dat je geen toilet nodig hebt als je maar zo'n broek draagt.
Maar behalve drollen kon je in zo'n broek met afgebonden pijpen natuurlijk nog veel meer vervoeren. Of-ie er ooit voor is gebruikt weet ik niet, maar de benaming smokkelboks spreekt voor zich.