Onderweg naar de dochter

Mevrouw Bombeld krijgt een werkverzoek. Of ze bereid is te werken op eerste Pinksterdag. Natuurlijk, als de nood aan de man is staat ze altijd klaar. En in een adem laat ze mij weten dat ik dan alle gelegenheid heb om de hippe dochter hoogstpersoonlijk op te halen uit Amsterdam. Ze werkt daar in een lunchroom, tot 4 uur 's middags.

De weg naar Amsterdam is lang, dus zit ik op de eerste Pinksterdag al om half acht op de fiets. En hoewel het een prachtige dag gaat worden, is het 's morgens op dit tijdstip nog ijzig koud. Gelukkig is de lucht helder en in Warnsveld schijnt de zon al volop. Maar de schrik slaat me om het hart als ik tien minuten later de Oude IJsselbrug over fiets. Mist, zo ver als ik kan kijken mist. Nee toch, en het is al zo koud. Maar gelukkig blijkt het grijze gordijn alleen boven de rivier en de uiterwaarden te hangen. In de Hoven is er alweer volop zonneschijn. En als ik een uur later tussen Hoenderloo en Otterlo fiets, heeft de zon al een aangename kracht. Een half uurtje later heb ik zelfs medelijden met de kerkgangers op de Veluwe. De dresscode is daar nu eenmaal al decennialang een zwart pak, zwarte stropdas en een wit overhemd. Dat lijkt mij knap warm op zo'n stralende zondagmorgen. Voor mij heeft eerste Pinksterdag op de Biblebelt nogal een nadeel. Het lukt niet om ergens tussen tien en elf een kopje koffie te scoren. Op een bankje naast het gezang uit de kerk in Scherpenzeel doe ik dan maar een beroep op mijn drie zelf meegebrachte plakken krentenbrood en een pakje chocomel. Ik overleef het wel.

Een uur later is het kledingvoorschrift behoorlijk veranderd als ik een recreatieplas bij Zeist nader. Daar lopen de eerste zonaanbidders al in hun zwemkleding. En die aantallen nemen flink toe als ik rond het middaguur langs de Loosdrechtse plassen naar Breukelen fiets. Op de Vinkeveense plassen is het vanmiddag niet echt druk. Dat is wel anders op de Amstel. Vooral als ik Ouderkerk voorbij ben is het volop vaarpret op het water. Grote boten, kleine bootjes en absoluut de nummer één: de sloep. U weet wel, met zo'n stevig touw om de boot en een picknickmand aan boord. Helemaal hip.

Op een bankje langs de Amstel neem ik plaats naast een man die een sigaretje zit te roken. Ik groet hem, hij groet niet terug. Tja. Mijn appeltje smaakt lekker. De telefoon gaat. 'Het was rustig op het werk, ik ben al thuis pap.' Ik stap voor het laatste stukje op de fiets. Nog tien minuten te gaan.