4 mei

Een oude oom heeft in Duitsland moeten werken. Het was oorlog en hij had de juiste leeftijd. Hij vertelde er wel eens over, het was een akelige periode. Op vakantie heeft hij van een stel Duitse mensen, die er even niet waren, de voortent gered van open waaien en vol regenen. Als dank hadden ze voor een ferme taart gezorgd. Wij mochten ook mee-eten. Nu hebben wij Duitse vrienden. Ze wonen net achter de grens en hebben, omdat ze regelmatig in Nederland op vakantie gaan, Nederlands geleerd. Aardige Duitsers dus.

Een jaar geleden, het was 4 mei, kwamen we de kinderen tegen van onze vrienden, ze droegen een bos fleurige bloemen. Het was een mooi zonnige dag, maar de vlaggen hingen halfstok. Ze vroegen waarom dat was. Daar wist ik niet zo snel raad mee. Ik heb het ze uitgelegd. Ze waren er stil van.

Ik kreeg van Louise Broekhuysen een gedicht opgestuurd, een sonnet. Ze schreef: Bijgaand gedicht schreef ik in 1992 op verzoek van het Comité 4 en 5 mei voor de jaarlijkse Herdenking in Amsterdam. In de Nieuwe Kerk werd het toen - zeer indrukwekkend - voorgedragen door Annet Nieuwenhuyzen.

Herdenking

Van wie overbleef is nog geen wond genezen,
al heeft de hand zich in de schoot gelegd.
Het woord dat helen zou bleef ongezegd
en geen gedicht of boek gaf het te lezen.

De wonden zijn destijds te diep gereten;
een leven lang is nog niet lang genoeg.
Van ieder die dit leed volhardend droeg
heeft zelfs de naaste niet alles mogen weten.

Weer werd het mei. Een oogopslag
treft - onverhoeds - die van de ander: de pijn
van het herkennen in dit samenzijn

met wie er overbleef. Op oude voeten
langs bloemenkransen op het stille plein -
de zijstraat in om niet te hoeven groeten.

Louise Broekhuysen