Mirjam Vriend en Wim van Meurs, onderzoekers aan de Radboud Universiteit Nijmegen, in de Joodse synagoge in Zutphen. Foto: Henk Derksen

Mirjam Vriend en Wim van Meurs, onderzoekers aan de Radboud Universiteit Nijmegen, in de Joodse synagoge in Zutphen. Foto: Henk Derksen

Onderzoek Joods vastgoed: ‘De mens is niet terug te vinden in de archieven’

Algemeen

ZUTPHEN - Onderzoek naar de rol van de gemeente Zutphen in de roof van Joods vastgoed in de Tweede Wereldoorlog en het rechtsherstel in de jaren daarna, richt zich op gegevens uit dossiers en rapporten. “Het ambtelijke is soms kil en pijnlijk.”

Door Alize Hillebrink

Jarenlang was de Tweede Wereldoorlog een tijd die men het liefst zo snel mogelijk achter zich wilde laten. Vergeten wat er gebeurd was en toedekken wat beter niet gezien kon worden. Na de uitzending van Pointer en De Monitor in 2020 kunnen gemeenten de vraag niet langer negeren. Wat was hún rol bij de roof van Joodse huizen in de Tweede Wereldoorlog en daarna? Was het rechtsherstel correct en werden gedupeerden na de oorlog voldoende schadeloos gesteld? Deze twee specifieke onderzoeksvragen stelde de gemeente Zutphen aan de Radboud Universiteit Nijmegen (RU).

Hoogleraar politieke geschiedenis Wim van Meurs en onderzoekers Mirjam Vriend en Annebel Spanjersberg aan de Radboud Universiteit Nijmegen (RU) voeren het onderzoek uit in opdracht van de gemeente Zutphen. Naast Zutphen doet de RU ook onderzoek voor de gemeenten Deventer, Apeldoorn en Nijmegen.

“Er zijn veel vragen en gewetensvragen die wij als gemeentebestuur aan onszelf moeten stellen,” zegt burgemeester Annemiek Vermeulen. “Wat hebben wij als gemeentebestuur gedaan, wat hadden wij misschien anders moeten doen? Wat hebben wij bewust of onbewust fout gedaan? Het is tijd voor herbezinning.”

Toch is het de vraag of het hier om een vergeten hoofdstuk gaat, zegt Wim van Meurs, wijzend op de zestig aanwezigen bij een bijeenkomst afgelopen donderdag 14 oktober in de Zutphense synagoge over Joods vastgoed. Onder de aanwezigen zijn nabestaanden, leden van de begeleidingscommissie en een tiental raadsleden. Feit is dat niemand meer uit de eerste hand kan navertellen wat er tijdens en na de oorlog precies is gebeurd en hoe. Het wetenschappelijk onderzoek richt zich dan ook hoofdzakelijk op bronnen in archieven waaronder de Duitse Verkaufsbücher, notulen en jaarverslagen van gemeenteraad en B&W, Kadaster, Nederlands Beheersinstituut, Raad voor het Rechtsherstel, notaris- en makelaarsarchieven. Het onderzoek loopt in ieder geval nog tot het einde van 2021. “De voorlopige conclusie is dat er geen aanwijzingen zijn dat de gemeente Zutphen panden heeft gekocht,” zegt Van Meurs.

‘De voorlopige conclusie is dat er geen aanwijzingen zijn dat de gemeente Zutphen panden heeft gekocht’

91 transacties en 125 panden staan er in de Duitse Verkaufsbücher. Het zijn woonhuizen aan de Berkelsingel, Coehoornsingel, Deventerweg en vele andere straten in Zutphen en Warnsveld. Verreweg de meeste, namelijk veertien zijn te vinden in de Schilderswijk. “Naar verhouding waren er in Zutphen vrij veel transacties van panden,” zegt Meurs. Omdat Zutphen zo’n grote oude Joodse gemeenschap had en kort voor de oorlog een extra instroom van vluchtelingen uit Duitsland had, is dat niet verbazend.

Achter de adressen staan namen van kopers als Hiemstra, Tesink, Stortelers en Van Dorth. Kopers die tientallen panden kochten en weer verkochten. Negen kopers zijn afkomstig uit Duitsland. Sommige panden zijn ruim voor de overlijdensdatum van de eigenaar verkocht. Zoals de woning van Louis Koppel aan de Deventerweg 91. Louis werd op 9 april 1943 in Sobibor vermoord. De koopdatum van zijn pand was op 2 juli 1942. Of Sallie Levison, eigenaar van een groot pand aan de Berkelkade 12, koopdatum 9 februari 1943. Sallie overleed op 14 mei 1943 in Sobibor.

Minnelijke schikking
In tegenstelling tot Frankrijk besloot de Nederlandse overheid na de bevrijding niet zonder meer tot herstel van de vooroorlogse situatie, schrijft historicus Eric Slot in het Historisch Nieuwsblad in 2008. Partijen moesten onderling zien te komen tot een minnelijke schikking. “Waarbij de Joodse bewoner natuurlijk altijd in een hele ongunstige positie was,” zegt Van Meurs. “Als een pand bijvoorbeeld deels of geheel gerenoveerd was, moesten die kosten gedeeld worden. Het betekende soms dat joodse eigenaars een pand terugkregen, maar onmiddellijk gedwongen waren om het vanwege de kosten die er bij kwamen kijken weer te verkopen.”

Zo’n tien tot vijftien procent van de joden die voor de oorlog in Zutphen woonachtig waren keerde na de oorlog terug. Onder hen de ouders van Leo Meijers (1946). Maar, als ze terug willen keren uit Kamp Westerbork, weigert de gemeente Zutphen hen op te nemen. “Ze moesten aantonen dat ze huisvesting hadden, maar dat hadden ze natuurlijk niet,” vertelt Meijers. Voorlopig konden zijn ouders bij vrienden terecht, waarna ze ingekwartierd werden in de Rembrandtstraat. Daarna betrokken ze een souterrain van een huis aan de Deventerweg dat ze moesten onderhuren. In die kelder wordt in 1946 Leo geboren. Voor zijn vader Elie begint een jarenlange strijd om als rechtmatig erfgenaam de huizen van zijn twee vermoorde broers aan de Frans Halslaan terug te krijgen. “Ik heb vreselijk moeten vechten met de gemeente Zutphen,” zegt Elie in een interview in 1996. “De wethouder had mij met de hand beklonken dat ik het huis van mijn broer terug zou krijgen. Dat heeft hij niet gehandhaafd. Ik was daar vreselijk boos over.” Na een aantal jaren krijgen Leo’s ouders, via een rechtszaak, uiteindelijk hun eigendom terug.

“Ik wil weten wat de gemeente heeft gedaan voor mijn ouders, die na de bevrijding terugkeerden naar Zutphen en of de gemeente het mogelijk maakte dát ze konden terugkeren,” zegt Meijers. Echter op deze vragen blijven de onderzoekers het antwoord schuldig. “Dat is niet de opdracht die we hebben gekregen ,” zegt Meurs. “Daarbij wordt het lastig dit na te gaan.” Ook de gemeente zwijgt op dit punt. “Teleurstellend,” zeg Meijers. “Op papier kan iets een correcte afhandeling lijken, maar in de praktijk kan dat heel anders geweest zijn,” zegt Peter Kooij, auteur van het boek De Zutphense Kehille in het bijzonder, en lid van de begeleidingscommissie. “Ook de vraag of er onderzoek wordt gedaan naar huurhuizen, bleef onbeantwoord.” Kooij sluit een mogelijk vervolgonderzoek dan ook niet uit.

Grijs gebied
En dan is er nog de morele vraag. “Die is voor de historicus lastig te beantwoorden,” zegt Meurs. “Onze taak als historici is te begrijpen waarom de gemeente op een bepaalde manier handelde in die tijd en dat is soms een grijs gebied.” Vooral in Zutphen, waar eind 1943 een NSB-burgemeester kwam, kan dat lastig zijn. “We hebben wel een paar indicaties voor wat in die tijd zelf als wel of niet moreel acceptabel werd gezien. Bijvoorbeeld het feit dat er een tussenhandel werd ingeschakeld om een Joods pand te kopen. Of als er protesten waren, omdat bepaalde praktijken als kwalijk werden gezien. Dan hebben we niet alleen ons afstandelijke oordeel maar ook het oordeel van tijdgenoten.”

Toch blijkt het moeilijk en vaak onmogelijk het persoonlijke verhaal te vinden in de kille ambtelijke stukken, zegt onderzoeker Vriend. “Wat wij zien zijn feiten en harde cijfers. De mens is niet terug te vinden in de archieven. Geen namen van Joden, alleen maar aantallen en tellingen, die elk jaar afnamen. En we weten waarom.”

Kille cijfers liegen niet, maar kunnen niet zonder de persoonlijke verhalen. Verhalen waarvan het de bedoeling was ze voorgoed uit te wissen, maar wat niet is gelukt.

Bijeenkomst in de Joodse synagoge op 14 oktober 2021. Foto: Henk Derksen

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant