
Verval
Opinie‘Willem, sta me bij,’ sprak Arend. ‘Ik moet mijn zuster bezoeken die in ‘De oude Plataan’ is gaan wonen. De activiteitenbegeleider heeft gezegd dat er allerlei gezellige dingen op het programma staan en nu heeft zus mij telefonisch laten weten dat ik interesse moet tonen en me op regelmatige basis daarbij aan dien te sluiten.’ Hij kijkt erbij met een blik als van een begrafenisondernemer. Zijn logge lijf wat doorgaans een eigenwijze onverzettelijkheid uitstraalt lijkt nu grijs en vermoeid van opgelegde meegaandheid.
‘Wat leuk Arend,’ zeg ik opgewekt in de hoop dat zijn stemming opklaart. ‘Zoiets heb ik altijd al graag mee willen maken. Mag ik mee?’
‘Laten we dat in godsnaam maar doen,’ kreunt hij. Dan breekt er plots een lach door op zijn gezicht: ‘misschien is er een leuk zustertje die jou even wil wassen, Willem.’ Het ontbreekt mij nog ten enenmale aan een functionerende badkamer en ik ben aangewezen op de hygiënische gastvrijheid van mijn vriend. In ruil daarvoor laat ik me gewillig door hem jennen.
Er staat een zangkoor op het programma in de oude Plataan. Een grote groep overjarige dames zingt meerstemmig en deint op de driekwartsmaat heen en weer. Ze zijn netjes gekapt, hebben hun rimpels volgepoederd en zijn vastbesloten om er een genoeglijke middag van te maken. De zus van Arend zit er stuurs bij. Haar broertje doet wel braaf wat ze wil, maar hij doet het met frisse tegenzin en daarmee bederft hij toch gedeeltelijk en moedwillig het plezier. In de pauze krijgen we advocaat met slagroom, het zoete drabje is zo stereotiep dat ik dacht dat dat niet meer genuttigd werd in deze tijd maar we krijgen het daadwerkelijk voorgezet. Ik hoor een dame vertellen dat ze ook om de week voor dementen zingt. ‘Vroeger konden ze nog wel meezingen. Maar ze worden steeds slechter. Tegenwoordig zijn ze binnen drie maanden dood.’ ‘Zo leuk dat je dat doet,’ reageert een koorgenoot en ik hoop stiekem dat Arend deze miscommunicatie ook hoorde. Geluk schuilt in kleine dingen.
We pakken ons bijeen en zingen mee met ‘In dat kleine café aan de haven’. Zelfs Arend neuriet mee. Ik pak zijn arm en maan hem tot voluit zingen, oog in oog met de eindigheid.