Afbeelding

Onlandse tijdingen | De vierde mei op de Joodse begraafplaats

Opinie

De vierde mei was een stralende dag.
In de Lange Hofstraat in Zutphen hingen de vlaggen dicht opeen en halfstok, zoals het hoort, maar toch maakte de straat door zon en blauwe lucht een bijna feestelijke indruk.
Ik begaf me zuidwaarts voor een wandeling in het Emerpark, een groene zoom die de naoorlogse woonwijken van het Waterkwartier en de Zuidwijken van elkaar scheidt.

Ik was er eerder geweest en had met enige ontroering gekeken naar een instelling die zich ‘Het dagelijks bestaan’ noemt en die huisvesting en begeleiding biedt aan jongeren die thuis en op school zijn vastgelopen.
De behuizing vormt een half open hof rond een zelf aangelegde tuin en men leert er in werkplaatsen richting te geven aan het leven. Ik geloof dat men er graag spreekt in termen van landen, verbinding maken en uitvliegen - zo beschouwd is ‘Het dagelijks bestaan’ een groot vogelnest.

Vlakbij is nog zo’n buitengewone instelling in het Emerpark: ‘De Kaardebol’, een terrein met biologische tuinen, een boomgaard, een kas met vlinders en een café. Ik verbleef er maar even, het oogde als een klein paradijs, maar mijn eigenlijke doel was niet het park.
Ik wilde de dodenherdenking bijwonen op de Joodse begraafplaats, op loopafstand van Het dagelijks bestaan en het kleine paradijs.

De begraafplaats ging schuil achter een negentiende eeuwse muur, toegang was er via een poortgebouw, een gebouwtje dat ooit diende voor de rituele wassing van de overledene. Achterin de begraafplaats, achter de geordende rijen met grijze zerken en zwarte inscripties, was een monument opgericht. Het droeg een opschrift: Ter nagedachtenis van de meer dan 450 leden onzer gemeente, die als slachtoffers van het Duitse schrikbewind een gewelddadige dood vonden.
In de oorlog was op de begraafplaats een grote verwoesting aangericht. Omgetrokken zerken, omgewoelde grond, het poortgebouw was geschonden, er waren dieren in geslacht. In de hoek vond men nog een dode Duitser.
Vier mei. De zon scheen, het lucht was blauw.

De begraafplaats was als een open veld, met enkele paden. Het was begroeid met gras, gemaaid, maar niet al te recent: heel lieflijk hadden zich boterbloemen tussen de halmen verspreid.
Het monument stond in de schaduw van enkele bomen. Aan een vlaggenmast bolde loom de driekleur op. In het gras waren een paar stoelen neergezet voor mensen die slecht ter been waren. Zo’n honderd mensen verzamelden zich, menigeen op leeftijd. De voorzitter van de gemeente heette iedereen kort welkom en gaf het woord aan een oudere heer in een donker pak. Hij droeg een grijze hoed en ging op krukken. In het Hebreeuws bad hij het Jizkor, het gebed voor de overledenen. Ik verstond de taal niet, maar wel de opsomming van de grote vernietigingskampen tussendoor. Daarna bad hij het kaddisj, de lofprijzing van God, in het Aramees. Daarvan verstond ik een paar keer het woord ‘amien’ - het amen.

Vervolgens blies hij op de sjofar, de ramshoorn. De kracht waarmee hij blies verraste me. Alles voltrok zich binnen tien minuten.
Men legde bloemen bij het monument, steentjes op de rand.

Ver weg blafte een hond. 

Wim Boevink

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant