Afbeelding

Onlandse tijdingen | Merry Christmax

Opinie

Max gezien vorige week? Van racen houden ze ook in de Achterhoek, zij het dan vooral op de motor. 

Ik reed onlangs een rondje op het circuit van Varssel, als bijrijder welteverstaan, en in een auto. Een rijbewijs heb ik niet en verstand van auto’s evenmin. Ik kan de merken nauwelijks uit elkaar houden, ofschoon de auto me als vier- of vijfjarige nog bijna obsessief bezig hield; we bewoonden een huis aan een druk kruispunt in Sydney en ik hield van achter het tuinhek bij hoeveel fourlight-cars voorbijkwamen - auto’s met dubbele koplampen. 

Het waren de late jaren vijftig.

Evenmin heb ik een sterk ontwikkeld gevoel voor status: al was ik ooit mede-eigenaar van een Rover 3500, met een gastank achterin. 

Daarna volgde een stoet van modale gezinsauto’s uit de Renault-fabriek, met Scénics waarin regelmatig de airco het begaf.

Tussendoor heb ik ooit, op latere leeftijd, een poging gedaan een rijbewijs te halen, maar ik was een slechte en zeer langzame leerling en kreeg het vervloekte schakelen maar niet onder de knie. Waarom zijn er in hemelsnaam nog zoveel schakelauto’s in dit land? 

Wel heb ik me ontwikkeld tot een bijzonder aardige bijrijder, kaartlezend (een intussen vergeten vaardigheid), proviand aanreikend, rietjes in drinkpakjes stekend en onderhoudend in de conversatie, ook en vooral op lange afstanden. 

Mijn vader was ook een late rijder, dat wil zeggen dat hij zijn rijbewijs haalde toen hij de vijftig al was gepasseerd en in de jaren dat hij achter het stuur zat is hij een wat angstige, onzekere chauffeur geweest, dat voelde ik als kind.

Ik herinner me dat ik me voor zijn rijstijl geneerde, of misschien was het ook voor de auto die hij reed: een lichtblauwe Trabant Kombi - toch een beetje een rariteit, ook in de jaren zeventig. 

Dus ongevoelig over hoe autorijden eruit zou moeten zien was ik niet, stoer moest het zijn maar ook zwierig, sportief en doortastend. En voor de nonchalance in de mondhoek een sigaret. 

Mijn ideaal, in mijn vroege adolescente jaren, was de arts in de tv-serie Daktari, die serie met Clarence, de schele leeuw en een aap die Judy heette, en dan vooral vanwege de scènes waarin de dierenarts rondreed in zijn Landrover Jeep. Zo wilde ik ook rijden; ik kocht alvast een linnen tropenpak bij Peek & Cloppenburg en een bijpassend sjaaltje. Dat ik niet keihard ben uitgelachen verbaast me eigenlijk met terugwerkende kracht. 

Er zullen ongetwijfeld kids zijn die nu in Max Verstappen een rolmodel zien, om zijn onbevreesde en gewaagde manier van racen, en voor de absolute heldenstatus had hij maar één rondje nodig: het laatste. Die status werd alleen maar groter toen hij achteraf vertelde die hele ronde met kramp in zijn been te hebben gereden, dat gas geven hem helse pijn deed. Kijk, dat is passie.

Maar nooit zal er een standbeeld opgericht worden voor de beste bijrijder, nooit zal volmaakt bijrijderschap een begeerd doel zijn, nooit zal aan hem een roman worden gewijd. Tenzij ik hem zelf schrijf. 

Mooie titel: Roman van een bijrijder.

Wim Boevink

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant