(Jan) Willem Hengeveld. Foto: Sander Grootendorst

(Jan) Willem Hengeveld. Foto: Sander Grootendorst 

‘Als ik lang binnen zit, komt er weinig uit mijn pen’

Cultuur Almen

ALMEN - Jan Willem Hengeveld is de nieuwe dorpsdichter van Almen. Of is het nou alleen Willem Hengeveld? De allerlaatste vraag van het interview: Willem of Jan Willem? Het antwoord luidt: “Ik laat het aan jou.”

Door Sander Grootendorst

Niets is vanzelfsprekend, zelfs iemands naam niet. “Een van mijn stokpaardjes”, zegt Hengeveld. “Daar waar de dingen vanzelfsprekend zijn, wordt het meest verzwegen.” Poëzie is voor hem bij uitstek een middel om “het vanzelfsprekende te doorbreken”. Zware woorden? Helemaal niet! Hoe dan ook lichtvoetig uitgesproken, tijdens een wandeling door het dorp en langs de Berkel. Op voorstel van Hengeveld. Hij houdt van wandelen. “Als ik lang binnen zit, komt er weinig uit mijn pen.” 

Als dorpsdichter volgt Hengeveld (38) de vijftig jaar oudere Kees Zijderveld op, waarmee het leeftijdloze van de poëzie nog maar weer eens wordt onderstreept. “In de dorpsmail was al een paar keer een oproep gedaan, toen heb ik maar eens wat ingestuurd.” En waarom? “Dat heb ik me zelf ook afgevraagd, maar ik kom blijkbaar graag in zo’n publieke rol, ook als voorganger bij de PKN (Protestantse Kerk Nederland, SG). Ik kan niet veel anders dan taal, ben verder relatief onhandig. Heb een paar jaar journalistiek gestudeerd, daarna de overstap gemaakt naar de theologie. Dus altijd binnen het bereik van ‘taal’. Dat vraagt al gauw om een podium.”

Gedichten schreef hij lange tijd uitsluitend voor zichzelf. “Ik schroomde om er meer mee te doen. In een gedicht toon je je kwetsbaarheid.” Er is een grote verwantschap tussen religieuze teksten en poëzie en als voorganger zette Hengeveld soms, in plaats van een gebed, een gedicht van zichzelf in. “Ik noemde de naam van de schrijver dan niet.” Hengeveld hoorde een theoloog zeggen: Zodra het moeilijk wordt, verdwijnen de predikers en verschijnen de poëten. “Dat herken ik wel. Poëzie maakt eveneens gebruik van metaforen, maar wordt nooit een preek.”

Aan de bosrand vragen twee wandelaars, man en vrouw, naar de weg. Hengeveld geeft twee opties: langs het Twentekanaal of langs de Berkel. We betreden een stukje bos en hij vertelt over een van zijn andere functies: “Rond het begin van de coronapandemie is de Achterhoekstalige punkband Donder opgericht. Ouderwets hard, maar ook met semi-akoestisch materiaal. Ik zou eerst de zanger worden, maar dat ging me niet goed af. Toch vroegen ze of ik wilde aanblijven, als tekstschrijver en om poëzie voor te dragen. Aan het begin, tussendoor, en aan het eind van een concert; zo krijgt het kop en staart. Punk is rechttoe, rechtaan, de teksten zijn dat ook. Het publiek moet er direct iets mee kunnen.” Hengeveld werd geboren in Aalten, zijn ouders spraken Achterhoeks, maar – zoals dat vroeger werd gezegd: Tegen honden en kinderen praat je Nederlands. Het bleef voor hun zoon “een tweede taal”. 

Punkteksten schrijven in het Achterhoeks is dus zo ongeveer een ander metier dan het schrijven van lees- en luisterpoëzie. Maar een scherpe grens valt niet te trekken. Poëzie trekt zich sowieso weinig aan van grenzen. Daar ziet Hengeveld haar waarde: “Poëzie geeft taal de ruimte in een wereld waarin taal vooral de afbakening lijkt te dienen. Poëzie breekt open en laat taal voluit, onbeschaamd veelduidig zijn. Ik krijg soms feedback: Kan het niet wat begrijpelijker? Die vraag moet je niet mij stellen, maar het gedicht.” Met andere woorden: lezer, toehoorder, ik laat het aan jou. “Ik plaats gedichten online of draag ze voor. Daarna zijn ze van de anderen, zij worden aandeelhouder van de tekst.”

We zijn aanbeland bij de nieuwe meander, de kromming, in de Berkel, het is tijd voor een gedicht dat hier ontstond. Hengeveld leest het voor vanaf zijn smartphone. Het heet Vreemde vogel. De woorden meanderen door het Almense land, vermengen zich met geluiden van ganzen en meerkoeten. Je hoort: “Als postduiven vermomde tortelaars met hun beloften over later” en “voorbij de kromming klinkt een zwanenzang”. De dichter “wist überhaupt niet dat zwanen zo zingen zouden”.

Je bent geneigd een lange stilte te laten vallen, maar ja, het is een interview voor De Berkelbode, dus ietwat abrupt vragen gesteld over Hengevelds thuis en zijn werk. Poëzie is een wezenlijke verrijking van het bestaan, maar brengt geen brood op de plank.

Vader van vier kinderen is hij; de twee jongsten en moeder Janneke zullen ons na de wandeling vrolijk begroeten. Werken doet hij als geestelijk verzorger bij GGNet. Waar zijn talig en filosofisch inzicht van pas komt: “Dan gaat het bijvoorbeeld over de zorgtransitie. Voor de concrete invulling moet je niet op de eerste plaats bij mij zijn, daar zijn anderen beter in. Maar misschien kan ik weer helpen ‘het verhaal’ te vertellen. Wat betekenen begrippen als ‘recht op zorg’ nu eigenlijk?” De dagelijkse contacten met cliënten, in wat zij hem “oprecht en onverhuld” te zeggen hebben, “die relatief eerlijke wereld”, geven eveneens inhoud aan Hengevelds bestaan. Het waren bij nader inzien helemaal geen abrupte vragen. Poëzie brengt alles samen.

De twee wandelaars komen ons weer tegemoet. Ze hebben de optie ‘Almens Rondje’ gekozen. Ze spreken Hengeveld aan: “Niks te veel gezegd. Mooie route. Dankjewel.” De komende twee jaar is (Jan) Willem Hengeveld de poëtische gids van de Almenaren. Hij tast de grenzen af van dorp en taal – “Waar begint het en waar eindigt het?” – en helpt lezers en toehoorders met zijn woorden op weg. De route mogen ze zelf bepalen.

Uitgesproken stille wens

Dorp en velden
Waar ik weer
naar sterren leerde staren
Die vanuit de verte
Genadig gunnen
Van een ster
Een beeld te maken

Zie ze
Bij ‘t verscheiden van de dag
Als graag geziene gast
Verschijnen
Om hen onopgemerkt
In het voorbijgaan
Na te kijken
Te aanschouwen hoe zij
Onder eigen zwaartekracht
Bezwijken

Zo zag ik dat
Diezelfde ster die
Daarnet nog stralend
Tot de morgen stond
Vallen kon tot voorbij
De strakgetrokken horizon
Waarbij ik in stilte
Vurig wensen kon

Dat
Mocht hetzelfde lot
Mijzelf ‘t geval ooit wezen
Het mij toevalt dat
Ik op mensen aan val die
Sterren vangen leerden
Die aan hun einder
Ooit verrezen


De dorpsdichter van Almen op een bankje voor zijn huis, gemaakt door zijn achterbuurman, Wolfram Reisiger. Die werd eerder dit jaar benoemd tot stadsdichter van Zutphen. Foto: Sander Grootendorst 

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant