Het boek is voorzien van historische en nieuwe illustraties. Foto: Sander Grootendorst
Het boek is voorzien van historische en nieuwe illustraties. Foto: Sander Grootendorst
audio

Sander Leest | Achterhoeks boerenleven door de ogen van de boer

Cultuur

ACHTERHOEK - “Opne ondayze onde ordendeiome 1846 obbeke okkeme oorne ogtenleoordere ogevoswe Ame omeoire inte ondelbrd.”

Een notitie van de Zieuwentse boer Eimert Papenborg. Daar is geen woord Achterhoeks bij. Alleen het jaartal is direct herkenbaar. De ontcijfering: “Op zondag den derden mei 1846 hebben ? naar Lichtenvoorde geweest met Maria ten Brundel.” Auteur Hans Piena, conservator bij het Openlucht Museum in Arnhem, kwam er, gezien het vraagteken, niet helemaal uit, misschien omdat er een woordje onleesbaar was geworden in 175 jaar tijd.

Het is een citaat uit het dagboek dat Eimert vanaf z’n veertiende tot zijn dood – hij werd eenenzestig – heeft bijgehouden. Waarschijnlijk wilde de toen twintigjarige jongeman niet dat iemand die zijn dagboek onder ogen kreeg, zou weten dat hij omging met Maria Engele ten Brundel. Pas acht jaar later trok hij de stoute schoenen aan en vroeg Maria om haar hand. Wat inhield dat ze moest verhuizen naar de kleinere boerderij van haar echtgenoot (en zijn ouders). Ze kregen drie kinderen. In 1865 verplaatsten ze het huis steen voor steen naar een plek wat verder weg van de steeds overstromende beek. Wat een operatie!

Piena laat ons het dagboek integraal meelezen. Beetje tegenstrijdig, zou je zeggen. Want van origine is een dagboek niet voor andermans ogen bedoeld. Al helemaal niet waar de schrijver zich van geheimtaal bedient. Wat Eimert overigens maar af en toe doet.

Maar je voelt je bij het lezen bepaald geen voyeur. Veel eerder: vereerd. Dat je mag bladeren in het leven van iemand uit de grote groep mensen die normaliter de pen niet ter hand neemt, zeker niet voor bespiegelingen. Bij wijze van hoge uitzondering kun je een blik werpen in het Oud Achterhoeks Boerenleven door de ogen van een boer zelf.

Een goede zaak dat je als boerenzoon, voorbestemd om je vader op te volgen in het toen zeer afgelegen Zieuwentse buitengebied, de kans kreeg om naar school te gaan. Eimert is enig kind en dat heeft hem, veronderstelt Piena, menig eenzaam uur bezorgd, een verklaring waarom hij woorden aan papier gaat toevertrouwen. Wat zou hem op het idee hebben gebracht? Een dagboek schrijven, geheimtaal toepassen… het zijn wel elementen van de kunstzinnige stroming in die tijd, de romantiek.
Als twintiger wordt Eimert gekweld door een groot schuldgevoel. Zijn dagboek getuigt ervan. Hij richt zich rechtstreeks tot God, Eimert is zeer gelovig, hoort tot de katholieke minderheid: “Oh mijn God, wanneer ik eenen blik op mijne verlopene dagen terug sla, dan wordt ik met droefheid vervuld, mijne ogen worden door tranen verduisterd, mijne handen worden weerhouden, mijn pen is niet in staat, ja weigert het te beschrijven deze mijne droefheid, waarin bestaat deze bitterheid?” Het had inderdaad een oprisping van een jong uit de bocht gevlogen poëet kunnen zijn. Maar Eimert had geen literaire ambities. Des te oprechter zijn dagboek.

Het bevat zeer uiteenlopende mededelingen, variërend van citaten uit toen bekende teksten, zoals de kindergedichten van Hiëronymus van Alphen, tot omschrijvingen van zakelijke transacties – de meeste aantekeningen hebben betrekking op werk op de boerderij en de financiële afhandeling daarvan.

‘Opne ondagse zonde 14 Julij oddenhe oiwe Onderdhe oenenne en oighentigste okwehe oldeninge olleandhe oldge Onne oiven veoortigve oldenge oisenspre oldgre’. Niemand mocht deze informatie inzien. Geen wonder, er staat: “Op zondag 14 juli hebben wij eenennegentig gulden hollands geld En vijfenveertig gulden pruisens geld.”

Interessant dat Eimert het zelfs schopt tot raadslid, mede omdat hij “in tegenstelling tot veel van zijn tijdgenoten” kan schrijven. In de wintermaanden beoefent Eimert jarenlang het vak van kolenbrander, houtskoolproducent zogezegd. Piena citeert Hendrik Willem Heuvel (de schrijver van Oud-Achterhoeks Boerenleven): “Daor kwammen de boeren uit Zieuwent langs met waogens vol holtskollen veur de iezerhutte in Demter.” Het is alsof de ogen van Papenborg en Heuvel elkaar even kruisen… Als in een film. Allebei schrijvers, de een boer (en kolenbrander), de ander – althans dat zou hij later worden – schoolmeester, achtendertig jaar jonger. Hun verhalen vullen elkaar aan. 

Piena voorzag het dagboek van een uitgebreide inleiding, een boeiende schets van de tijd waarin Eimert en zijn familie en buurtgenoten leefden.

Het dagboek is na de dood van Eimert in 1888 altijd in de familie gebleven. De voorlopig laatste telg in de rij is Casper: “Ik, Casper Papenborg, kreeg het dagboek van mijn vader Guido Papenborg en zal het op mijn beurt, nu samen met deze publicatie, doorgeven aan de volgende generatie, opdat iedereen weet welke strijd we hebben doorgemaakt waardoor we zijn wie we zijn.”

Eimert Papenborg (1826-1888): Het dagboek. Ingeleid en becommentarieerd door Hans Piena. Met historische en nieuwe illustraties. Achterhoekuitgevers.nl

Sander Grootendorst
Tips:
sandergrootendorstleest@gmail.com

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant