Afbeelding

Uut 't Wald | De wieme

Algemeen Columns

De wieme

In vroeger tijden, toen er nog geen koelkasten waren en maar weinig manieren om voedsel te conserveren, had iedere boerderij en elk groot burgerhuis wel een plek waar worsten, zijden spek en grotere stukken vlees werden opgehangen aan het plafond. Om ze zo lang mogelijk goed te houden. De wieme of wimme heette die plek in het grootste deel van de Achterhoek. Maar in Didam en Zeddam sprak men over de vim. Datzelfde woord gebruikten trouwens ook onze oosterburen rond Emmerich, terwijl bij Rhede en Bocholt werd gesproken van de veme. Ach, eigenlijk spreken we langs de grens allemaal zo'n beetje dezelfde taal.
De wieme was niet meer dan een plek, soms in de gang maar meestal in de kökk'n, waar het vlees werd opgehangen aan een op het plafond bevestigde constructie van latten en dwarslatjes. Bij voorkeur naast het fornuis, mooi droog. Zeker niet boven de tafel, want als ze vers waren wilden worsten nog wel eens lekken. Terwijl er als ze lang genoeg hingen af en toe iets anders uitviel, dat je liever niet op je bord zag landen. Kleine arbeidershuisjes kenden meestal geen wieme. Arme mensen hadden geen voorraad. En al zeker geen spek of worst.
Om worst, spek of vlees in de wieme te hangen gebruikte men een soort grote houten vork, die vleisgavel (of gaffel) werd genoemd. Maar ook wel spekgavel. In Zevenaar spreekt men van de reukgavel. Maar of dat iets te maken heeft met de stank die uit de wieme kwam?

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant