Afbeelding

Oogstdag

Algemeen

Sikkels klinken, sikkels blinken
Ruisend valt het graan
Zie de bindsters garen
Zie in lange scharen
Garf bij garven staan

De beroemde Achterhoekse dichter A.C.W. Staring hoefde waarschijnlijk maar uit het raam te kijken om inspiratie op te doen voor bovenstaande regels. Staring (1767 – 1840) werd in Gendringen geboren, maar woonde het grootste deel van z'n leven op zijn landgoed De Wildenborch, tussen Vorden en Lochem. In zijn tijd was op de Achterhoekse akkers graan, en dan met name rogge, nog verreweg het belangrijkste gewas. Eeuwenlang, al sinds de vroege middeleeuwen, was rogge hier de voornaamste voedselbron voor mens en dier. En het is nog geen halve eeuw geleden, dat daar een eind aan kwam. Ik heb in mijn jeugd de sikkels niet zien blinken (die waren al lang door grote machines vervangen), maar ik heb nog wel meegemaakt dat het goudgeel op de akkers in snel tempo plaats maakte voor het groen van kuilgras en snijmaïs. Die verdomde maïs, zeg ik soms zachtjes. Omdat ik vind dat dit gewas de Achterhoek veel aan schoonheid heeft doen inboeten. Al begrijp ik ook wel weer, dat boeren met hun tijd mee moeten. Een bunder maïs levert nu eenmaal meer koeienvoer op dan een bunder rogge.

Toch ben ik blij, dat er de laatste jaren naast die maïs her en der ook weer perceeltjes graan opduiken. Tarwe (onder andere voor het streekbrood De Achterhoeker, dat diverse bakkers verkopen) maar vooral ook rogge. Die laatste vaak voor wat je zou kunnen noemen toeristische doeleinden. Want de sikkels klinken en blinken de laatste jaren weer volop. Niet gehanteerd door echte boeren, maar door vrijwilligers die aan toeristen en geïnteresseerde streekgenoten laten zien hoe vroeger in deze contreien het graan werd geoogst. Met de hand gemaaid, gebonden in garven, die vervolgens in gasten worden opgezet. Soms ook gaat men iets minder ver terug in de tijd en komen de oude machines de akker oprijden: de door een paard getrokken maaibalk, de door een oude tractor aangedreven dorsmolen. Her en der in de Achterhoek worden die oogstdagen gehouden, het lijken er zelfs steeds meer te worden. En zeker als het weer een beetje meewerkt is het altijd weer een feestje. Heel anders dus dan vroeger, toen de roggeoogst vooral keihard werken was.

Hoewel….. In zekere zin waren de oogstdagen ook toen al een feestelijk gebeuren. Vaak betekende het begin van de roggeoogst namelijk het eind van de honger. Want laten we met onze nostalgische oogstdagen toch vooral niet vergeten dat de 'goede oude tijd' eigenlijk helemaal niet zo goed was. Althans lang niet voor iedereen. Veel meer dan nu waren boer, maar ook burger afhankelijk van een goede oogst. En niet zelden was het broodgraan van het vorig jaar al op voor de nieuwe rogge rijp was. Dan was het in de Achterhoek niet anders dan tegenwoordig in menig derde wereld land: er werd honger geleden!
Een oogstdag pas half augustus (afgelopen zondag was er nog eentje in Eibergen) klopt daarom ook niet, historisch gezien. Onze Achterhoekse voorouders wachtten heus niet zo lang. Meteen op de dag die daar volgens de oude tradities voor stond, op Sint Japik (25 juli), ging de zicht in de rogge. En als het moest, bijvoorbeeld in 1842, een bekend hongerjaar, gebeurde dat ook wel eerder. Want honger mag dan rauwe bonen zoet maken (als het broodgraan opraakte werd dit door de molenaar vaak met paardenbonen gemengd), een echt (rogge)brood vulde de maag toch beter.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant