Afbeelding

Zwaleman | Twee linkerhanden

Algemeen

Twee linkerhanden

Ik kan geen kikker van de kant afduwen. Veel mensen kennen het liedje wel, maar de meesten niet uit de tijd dat het in de hitparade stond. Je moet al boven de zestig zijn, als je je kunt herinneren dat het Lowland Trio er maar liefst acht weken mee in de Top Veertig stond. (In 1968, hoogste notering plaats twaalf).
Ik kan me dat dus wel herinneren en ik weet ook nog, dat ik het een liedje van niks vond. Maar ook, dat het steeds maar in mijn hoofd bleef zeuren. Dat ik het in gedachten de hele dag zong, hoe verschrikkelijk ik het ook vond. Dat geeft natuurlijk aan – ik durf het nu wel toe te geven – dat het door Peter Koelewijn geschreven nummer toch enige kwaliteit had. Je schrijft niet zomaar een hit. Een hoog meezing-gehalte is meestal een vereiste en dat had dit nummer dus. Maar wat ook helpt is dat de luisteraar in de tekst iets herkent. En dat is zeker het geval bij Ik kan geen kikker…. Dat wil zeggen, persoonlijk herken ik er heel veel in.
Het lied begint met een soort hartenkreet: "Ik ben de man met twee linkerhanden. En omdat ik rechts ben gaat alles verkeerd." En vervolgens somt de zanger in vijf coupletten op wat er in zijn leven allemaal is misgegaan. Steeds weer hoor je dan het refrein: 'Ik kan geen kikker van de kant afduwen, mijn handen zitten altijd in een kluwen. Ik verkoop alleen maar flauwekul, ze noemen mij een nul.'
Nu zal ik van mezelf niet beweren dat ik een nul ben (een paar kwaliteiten heb ik nog wel, denk ik), maar dat van die twee linkerhanden, ja dat is toch wel heel herkenbaar. Net als de zanger van het Lowland Trio ben ik onhandig in de allerhoogste graad. Al op de lagere school mocht ik niet meer meedoen bij handenarbeid, nadat ik tijdens één les veertien figuurzaagjes had gebroken. En als we hutten gingen bouwen viel ik altijd uit de boom. Ik was de loser van de school, al kenden we dat woord toen nog niet. En beter is het sindsdien ook niet echt geworden.

Ach, ik weet het van mezelf en ik heb er eigenlijk best vrede mee. Juist daarom had ik eigenlijk ook luidkeels moeten protesteren, toen mijn geliefde bij de Action een oppottafeltje zag en opperde dat maar meteen mee te nemen. Omdat die veertien-vijf-en-negentig echt een koopje was. Ik had haar toen moeten vertellen dat goedkoop meestal duurkoop is. Dat het tafeltje in de vorm van een bouwpakket werd geleverd en dat ze toch wel wist…
Tja, van alles had ik op dat moment kunnen zeggen. Waarom deed ik er dan toch het zwijgen toe? Was het de overmoed die bij je tweede jeugd hoort? Ik weet het niet. Wat ik wel weet is dat ik de volgende dag, na de handleiding goed te hebben gelezen, het tafeltje in elkaar heb gezet. In alle rust, in de beslotenheid van de werkkamer waar ik nu deze column tik. Als ik alle tijd neem en niemand me stoort, dacht ik, dan moet het toch lukken. Maar helaas: na veel bloed, zweet en tranen, toen ik dacht dat ik eindelijk klaar was, zag het tafeltje er toch heel anders uit dan op het plaatje op de doos.
Ik heb er niet lang over nagedacht, maar het bouwsel helemaal achter in het schuurtje gezet. Op een plek waar mijn lief het waarschijnlijk nooit zal tegenkomen. Hopelijk vergeet ze, dat we het ooit hebben gekocht!

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant